Er is meer nodig voor armoedebestrijding
Gisteren werd de nieuwe gezamenlijke locatie van de Voedsel-, Kledingbank en het Meubel depot met een feestelijk tintje geopend. Een soort één-loketgedachte voor armoede. Dat feestelijke tintje voelt wat dubbel. Het is mooi dat dit soort hartverwarmende burgerinitiatieven er zijn, maar het is pijnlijk en beschamend dat in een land, dat in de top 20 van rijkste landen wereldwijd staat, een grote groep mensen afhankelijk is van voedselpakketten.
Jarenlang was ik betrokken bij de Voedselbank. Eerst als raadslid, later als vrijwilliger op vrijdagmiddagen bij het uitdelen van voedselpakketten aan mensen die zonder niet kunnen overleven.
Op die vrijdagmiddagen herkende ik soms mensen die ik als kind al kende. Zo zag ik tot mijn schrik een man op wie ik als puber smoorverliefd was. Van die ooit knappe jongen was niets meer over. Het leven had hem zichtbaar getekend. Grijs, verzwakt en broos kwam hij in zijn aangepaste scootmobiel aan om zijn pakket bij mij op te halen. Ik vertelde voor het eerst hoe gek ik ooit op hem was. De man, die ook nog met hartproblemen kampt, wist niet wat hem overkwam.
Ook mensen die ooit veel geld hadden kwamen wekelijks hun pakket halen omdat ze niets meer hadden. Zo kan iedereen – zelfs een miljonair - in armoede geraken. In mijn kindertijd heeft ons gezin jarenlang in armoede geleefd, wat een onuitwisbare schaamtevolle periode en een harde leerschool was.
Hoe onmisbaar hulpbrigades als Voedsel- en Kledingbank ook zijn, al was het maar om mensen niet nog verder in de ellende te storten, het zijn geen structurele oplossingen. Om daadwerkelijk uit de armoede te komen is meer nodig. De overheid zou niet alleen financieel kunnen helpen, maar ook door te sturen op samenhangend beleid van zorg, wonen, sport, onderwijs en werk. De effecten van dit beleid vergen echter een lange adem, terwijl lokale bestuurders dat geduld ontberen omdat collegeperiodes maar 4 jaar duren en men niet langer dan die vier jaar wil kijken.
Verder is investeren in de mens belangrijker dan in al die dure armoedenota’s die vanachter een bureau geschreven worden door mensen die nooit armoede hebben gekend. In armoede leven levert veel stress op; helder denken wordt steeds lastiger. En je afsluiten voor de buitenwereld ligt dan op de loer. Daarom moet er allereerst rust komen om die armoedestress te stoppen. Het geven van aandacht en zelfvertrouwen helpt om uit die geïsoleerde situatie te komen: je mag er ook zijn als je arm bent. Vrijwilligerswerk en in contact komen met anderen zijn zaadjes voor het zelfvertrouwen.
Publiek leiderschap om armoede aan te pakken is niet voldoende. De overheid heeft ook ieder van ons nodig, wat dan heet maatschappelijk leiderschap. Je kunt helpen door aandacht, geld, eten, kleding, begeleiding en je netwerken te delen. Als iedereen op zijn eigen wijze deelt, dan zet je je maatschappelijk leiderschap in om de wereld een stuk mooier te maken. Zelf heb ik me voorgenomen om ‘die ooit knappe jongen’ te vragen of ik kan helpen, zodat hem dat wekelijkse ritje naar die nieuwe locatie van de Voedselbank bespaard blijft.
Jarenlang was ik betrokken bij de Voedselbank. Eerst als raadslid, later als vrijwilliger op vrijdagmiddagen bij het uitdelen van voedselpakketten aan mensen die zonder niet kunnen overleven.
Op die vrijdagmiddagen herkende ik soms mensen die ik als kind al kende. Zo zag ik tot mijn schrik een man op wie ik als puber smoorverliefd was. Van die ooit knappe jongen was niets meer over. Het leven had hem zichtbaar getekend. Grijs, verzwakt en broos kwam hij in zijn aangepaste scootmobiel aan om zijn pakket bij mij op te halen. Ik vertelde voor het eerst hoe gek ik ooit op hem was. De man, die ook nog met hartproblemen kampt, wist niet wat hem overkwam.
Ook mensen die ooit veel geld hadden kwamen wekelijks hun pakket halen omdat ze niets meer hadden. Zo kan iedereen – zelfs een miljonair - in armoede geraken. In mijn kindertijd heeft ons gezin jarenlang in armoede geleefd, wat een onuitwisbare schaamtevolle periode en een harde leerschool was.
Hoe onmisbaar hulpbrigades als Voedsel- en Kledingbank ook zijn, al was het maar om mensen niet nog verder in de ellende te storten, het zijn geen structurele oplossingen. Om daadwerkelijk uit de armoede te komen is meer nodig. De overheid zou niet alleen financieel kunnen helpen, maar ook door te sturen op samenhangend beleid van zorg, wonen, sport, onderwijs en werk. De effecten van dit beleid vergen echter een lange adem, terwijl lokale bestuurders dat geduld ontberen omdat collegeperiodes maar 4 jaar duren en men niet langer dan die vier jaar wil kijken.
Verder is investeren in de mens belangrijker dan in al die dure armoedenota’s die vanachter een bureau geschreven worden door mensen die nooit armoede hebben gekend. In armoede leven levert veel stress op; helder denken wordt steeds lastiger. En je afsluiten voor de buitenwereld ligt dan op de loer. Daarom moet er allereerst rust komen om die armoedestress te stoppen. Het geven van aandacht en zelfvertrouwen helpt om uit die geïsoleerde situatie te komen: je mag er ook zijn als je arm bent. Vrijwilligerswerk en in contact komen met anderen zijn zaadjes voor het zelfvertrouwen.
Publiek leiderschap om armoede aan te pakken is niet voldoende. De overheid heeft ook ieder van ons nodig, wat dan heet maatschappelijk leiderschap. Je kunt helpen door aandacht, geld, eten, kleding, begeleiding en je netwerken te delen. Als iedereen op zijn eigen wijze deelt, dan zet je je maatschappelijk leiderschap in om de wereld een stuk mooier te maken. Zelf heb ik me voorgenomen om ‘die ooit knappe jongen’ te vragen of ik kan helpen, zodat hem dat wekelijkse ritje naar die nieuwe locatie van de Voedselbank bespaard blijft.