Theater
Nathalie Baartman: 'Als ik Twents zing, klopt het hart van mijn wortels luider.'
Een echt podiumbeest is ze niet, althans... Thuis niet. Maar als Nathalie Baartman eenmaal het podium pakt dan staat ze er, met een boodschap. Inmiddels heeft de Bornse negen theatershows op haar naam. Komend winterseizoen staat ze in de spotlight met maar liefst zeven Twentse oudejaarsconferences in het Wilminktheater en aansluitend de start van haar eigen tour met Twentse liedjesshow De Bössels van Baartman. “Ik heb zeker genoeg te vertellen... En te zingen.”
De komende maanden heeft de Bornse een druk programma. Wekelijks repeteren voor De Bössels van Baartman met muzikanten Kees van den Hoogen (gitaar), Erik van Loo (contrabas) en Marcel van der Schot (accordeon). En dan ook nog de oudejaarsconferences schrijven en repeteren. Toch maakte ze tijd in haar drukke schema voor dit interview. Bij de cabaretieÌ€re thuis in Borne. Met een kop thee in de hand en de benen opgetrokken onder zich gevouwen vertelt ze enthousiast over haar nieuwste programma. “t Möt is ’n moal tied wonn dat disse leedkes noar buut’n hen komt.”
“Zo vaak gebeurde dat na de voorstelling mensen naar me toekwamen die zeiden: ‘waar kan ik je liedjes terugluisteren?’ Altijd was mijn antwoord: ‘Nergens! Daar moest verandering in komen. In alle cabaretprogramma’s die ik gemaakt heb, zing ik liedjes, Nederlandse en Twentse. En de Twentse liedjes zijn me zeer dierbaar. Het is bijzonder om in mijn moedertaal te zingen. Directer en dichter bij mijn hart dan dat kom ik niet. Ik kan dat niet eens goed uitleggen in dit interview. De liedjes laten dat horen. Dat kan niet met woorden, dat kan alleen met muziek.”
Dansen als een kind
Naast haar op het podium staan drie muzikanten die op elkaar zijn ingespeeld omdat ze jarenlang als de band Caramba met Joris Linssen op het podium stonden. Nathalie: “Ik heb het genoegen dat ze nu met mij willen touren. Als zij hun instrumenten laten klinken, gebeurt er wat. Dat merk ik elke keer aan het publiek. Ze pakken met hun vrolijk geruite pakken en hun snaren en toetsen de toeschouwers helemaal in. Tot dansen toe of tot tranen toe. Het plezier spat in elk geval van de mensen af. En ik kan er ook wat van, omdat ik ontzettend graag zing. Ik sta ook bepaald niet stil op het podium. Als de accordeonist een virtuoze solo geeft, gaan mijn voeten als vanzelf alle kanten op. Muziek is spelen. Eigenlijk word je weer een beetje kind. En dat wil ik aanwakkeren in de zaal.”
Gezongen emoties
De Twentse taal is volgens Nathalie droog en nuchter. “Maar ik wil ook mezelf een keer uitdagen. We kennen hier in de regio ook grote dramatische verhalen. Herman Finkers vertelde me ooit dat de Twentse taal zich prachtig leent voor liedjes, omdat het klanken kent die om te zingen zijn. En zo is het. Als ik Twents zing, klopt het hart van mijn wortels luider. Hoe nuchter de taal ook klinkt, onverstoorbaar als een beuk in het bos, toch kan ze tederheid kweken, vreugde preken.”
De teksten van de liedjes in De Bössels van Baartman zijn geschreven door Nathalie zelf. “Alle emoties komen voorbij: afscheidspijn, opstandigheid, totale vreugde. Een ervan gaat over mijn terugkeer naar Boarn. Over heimwee en dat wortel gevoel. Een ander gaat over mijn lange zoektocht naar een leuke man. Ik heb hem overigens gevonden, mijn geliefde. Hij staat met mij op het podium. Ook bezing ik mijn grote hartstocht voor de Twentse natuur. Zo’n lied maak ik ook om te laten zien ‘lieve mensen laten we alsjeblieft zorgvuldiger met de planten en dieren om ons heen omgaan. De stilte en schoonheid die de Twentse natuur geeft, is onbetaalbaar en moeten we niet volbouwen met industrie en woonwijken.
Er zit zelfs een semiÂerotisch liedje in. Zelf vind ik Twents geen erotische taal. Daarom is het zo leuk om een poging te doen tot een sexy Twents lied.”
Alle liedjes verbind de Bornse aan elkaar met tragikomische verhalen. “Ik blijf natuurlijk een cabaretieÌ€re. Daar ontkom ik niet aan. Als een zaal niet heeft gelachen, heeft een zaal niet geleefd. Veel van de verhalen zijn waargebeurd. Tussen mijn twintigste en mijn veertigste heb ik vrij onstuimig geleefd. Daar haal ik nog steeds anekdotes uit. Zoals mijn liftavontuur naar Berlijn en dat ik de automobilist een picknick aanbood bij een afgelegen meertje. Te naïef voor woorden. Of wat dacht je van een folkloreÂdanskamp in Roemenië waar ik bijna uitgezet ben, vanwege te expressief gedrag.”
Heimwee naar Twente
Haar Twentse wortels zijn door de jaren heen al veel besproken, in interviews en programma’s. “Ik ben vroeg uitgevlogen, met zeventien. Een jong kuuk’n was ik toen. Ik was heel naïef en onzeker. Ik vond mezelf onzelfstandig en wilde geen hechting met de regio. Ik zei tegen mezelf: ‘je moet groot worden en zelf de wereld ontdekken, aans wöt niks met oe. Ik mocht van mezelf niet toegeven aan heimwee. Dat vond ik zwak. Het avontuur van de stad en de anonimiteit lonkte. Het vertrouwde dat ik nu prettig vind, verstikte me toen.”
Tijdens haar studententijd verhuisde ze wel zes keer. Elke keer tussen drie steden: Nijmegen, Den Haag en Amsterdam. Nathalie: “Maar dat thuiskomen in Twente zat altijd nog in mijn hoofd. Het voelde nergens zoals hier, thuis. Deze gevoelens waren er altijd al.” Toen Nathalie’s dochter was geboren en haar toenmalige relatie eindigde, nam ze de beslissing: terug naar Twente.
Niet alleen het wonen maar ook het theater in Twente voelt als thuiskomen. “De theaterscene hier in Twente is kleiner dan in Amsterdam. Een kleiner clubje mensen waar ik me prettig bij voel. Ik voel me verbonden met de mensen. Hier weet ik dat wanneer ik wil repeteren, ik gewoon het Kulturhus in Borne kan bellen. ‘Kan het?’ ‘Ja, het kan’ Bijna altijd. Zo klein, zo dichtbij, zo fijn!”
Lang wil ze niet praten over haar toenmalige heimwee. “Dat weten de mensen inmiddels wel: ik ben een hunktertukker. Ik woon weer in Borne, voel me hier veilig, ik heb de Tukker in mij omarmd en heb de rust thuis gevonden.”
Là¡à¡t die mensen
De verhalen die Nathalie vertelt gaan over het leven, de mensen die ze ontmoet, wat ze meemaakt, wat bepaalde zaken in haar losmaken. Zowel in haar columns voor de regionale krant als op het podium. Nathalie: “Een voorbeeld: in mijn studentenhuis in Den Haag ging de bel. Ik deed de deur open op blote voeten. Op blote veute op ’n studentenvloer. De Hagenees die voor de deur stond sprak me er direct op aan. Als het twee Tukkers waren geweest, hadden ze het wel gezien, maar er niks van gezegd. Ja, niet tegen mij, maar wel tegen elkaar. ‘Hej dat gezien?’. Typisch Twents. Dat conservatieve. Dat is hetgeen wat mij deed wegtrekken. En nog steeds. Ik vind het soms nog wel lastig Net als mensen die zich moeten uitspreken over het niet accepteren van mensen die zich niet identificeren met hun biologische geslacht. LaÌaÌt die mensen alsjeblieft, heb daar niet zoveel haat tegen. LaÌaÌt iemand zijn haar blauw verven of een rok aantrekken. Natuurlijk moet je niet iedereen over eÌeÌn kam scheren, maar een groep mensen die zich keert tegen de komst van een asielzoekerscentrum of roetveegpiet, de windmolens niet in hun achtertuin wil die vind ik erg conservatief, ouderwets of hoe je het ook noemt. Ja dat stukje van Twente, dat vind ik wel lastig. Maar ik denk wel dat het buiten Twente ook wel eens mooi en goed is om te zien dat niet alles wat uit het oosten komt hetzelfde gedachtengoed heeft als Caroline van der Plas. Ik ben de combinatie van Twents en klimaatactivistisch. Ik zeg weleens: ‘ik ben de vleesgeworden brug tussen stad en platteland.”
Over ABN-bijles en een andere tongval
Als snel gaat het weer over de herkenning die het publiek In Twente vindt in haar verhalen. Toch weet Nathalie buiten Twente ook meestal een klik te vinden met het publiek. “Behalve in Haarlem”, grapt ze. “Daar spreken ze echt bijna allemaal algemeen beschaafd Nederlands, ABN. Zonder gein, overal is een regio. Bijna niemand spreekt vloeiend ABN, waar je op de theaterschool overigens wel echt bijles voor krijgt. Het dialect in NoordÂHolland klinkt totaal anders, maar ook daar vinden ze herkenning in de andere tongval. Geloof me maar, als iemand daar het woord botervloot uitspreekt, klinkt dat anders dan in het Twents. Boooturvloooot. Heel erg leuk vind ik dat. Het geeft eigenheid aan iedereen. Ook daar zoek ik dus regelmatig het contact met het publiek en bespreken we hun eigenheid. Heerlijk. Ik kan ook met bewondering luisteren naar Radio 1 en het perfect vloeiende Nederlandse taaltje dat mensen daar spreken. Wonderschoon. Ik kan het niet. Ik geloof wel dat er landelijk behoefte is aan de eenvoud van de taal die wij in Twente hebben. En misschien ook wel de eenvoud en de nuchterheid die in het volk zit. Niet wollig, direct. Als ik deze sfeer communiceer, vinden mensen dat komisch. Maar misschien is het ook wel gewoon een verfrissend geluid.”
Nathalie verheugt zich op de avonden op het podium. Eerst de oudejaars conferences en dan haar eigen liedjes. Haar eigen Twentse liedjes. “Zingen in het Twents is heerlijk. Het Twents heeft zoveel zangerige klinkers. Het wordt een eenmalige tour in het Nedersaksische taalgedeelte van Nederland. Dus met name in Gelderland en Overijssel. En Amsterdam, Putten en Oostknollendam. Met dat laatste dijkdorpje heb ik een bijzondere band, omdat ik daar ooit veel te vroeg arriveerde voor een voorstelling en het dorp in ben gegaan. Ik kreeg een rondleiding van kinderen. Tijdens de wandeling ontmoette ik allerhande dorpelingen en sprak ik met ze. Deze verhalen verwerkte ik ’s avonds in de voorstelling. Dat werd een onvergetelijke avond. Sindsdien kom ik daar terug. Het klikt tussen mij en Oostknollendam. Twentse liedjes gaan ze gewoon verstaan, dat weet ik zeker. Onlangs traden de Bössels en ik op in Nijmegen. Men genoot van het gezongen Twents. ‘Het is zo eigen en direct’, zei een man. Het hoogst haalbare is als je mensen aan het dansen en genieten krijgt. In de zomer hoop ik op festivals te kunnen optreden met de mannen. Ik voorspel: met deze liedjes gaan we Nederland veroveren en zetten we heanig an nog meer op de kaart.”
Tekst: Wendy Kloezeman
Foto: Femke Teussink
De komende maanden heeft de Bornse een druk programma. Wekelijks repeteren voor De Bössels van Baartman met muzikanten Kees van den Hoogen (gitaar), Erik van Loo (contrabas) en Marcel van der Schot (accordeon). En dan ook nog de oudejaarsconferences schrijven en repeteren. Toch maakte ze tijd in haar drukke schema voor dit interview. Bij de cabaretieÌ€re thuis in Borne. Met een kop thee in de hand en de benen opgetrokken onder zich gevouwen vertelt ze enthousiast over haar nieuwste programma. “t Möt is ’n moal tied wonn dat disse leedkes noar buut’n hen komt.”
“Zo vaak gebeurde dat na de voorstelling mensen naar me toekwamen die zeiden: ‘waar kan ik je liedjes terugluisteren?’ Altijd was mijn antwoord: ‘Nergens! Daar moest verandering in komen. In alle cabaretprogramma’s die ik gemaakt heb, zing ik liedjes, Nederlandse en Twentse. En de Twentse liedjes zijn me zeer dierbaar. Het is bijzonder om in mijn moedertaal te zingen. Directer en dichter bij mijn hart dan dat kom ik niet. Ik kan dat niet eens goed uitleggen in dit interview. De liedjes laten dat horen. Dat kan niet met woorden, dat kan alleen met muziek.”
Dansen als een kind
Naast haar op het podium staan drie muzikanten die op elkaar zijn ingespeeld omdat ze jarenlang als de band Caramba met Joris Linssen op het podium stonden. Nathalie: “Ik heb het genoegen dat ze nu met mij willen touren. Als zij hun instrumenten laten klinken, gebeurt er wat. Dat merk ik elke keer aan het publiek. Ze pakken met hun vrolijk geruite pakken en hun snaren en toetsen de toeschouwers helemaal in. Tot dansen toe of tot tranen toe. Het plezier spat in elk geval van de mensen af. En ik kan er ook wat van, omdat ik ontzettend graag zing. Ik sta ook bepaald niet stil op het podium. Als de accordeonist een virtuoze solo geeft, gaan mijn voeten als vanzelf alle kanten op. Muziek is spelen. Eigenlijk word je weer een beetje kind. En dat wil ik aanwakkeren in de zaal.”
Gezongen emoties
De Twentse taal is volgens Nathalie droog en nuchter. “Maar ik wil ook mezelf een keer uitdagen. We kennen hier in de regio ook grote dramatische verhalen. Herman Finkers vertelde me ooit dat de Twentse taal zich prachtig leent voor liedjes, omdat het klanken kent die om te zingen zijn. En zo is het. Als ik Twents zing, klopt het hart van mijn wortels luider. Hoe nuchter de taal ook klinkt, onverstoorbaar als een beuk in het bos, toch kan ze tederheid kweken, vreugde preken.”
De teksten van de liedjes in De Bössels van Baartman zijn geschreven door Nathalie zelf. “Alle emoties komen voorbij: afscheidspijn, opstandigheid, totale vreugde. Een ervan gaat over mijn terugkeer naar Boarn. Over heimwee en dat wortel gevoel. Een ander gaat over mijn lange zoektocht naar een leuke man. Ik heb hem overigens gevonden, mijn geliefde. Hij staat met mij op het podium. Ook bezing ik mijn grote hartstocht voor de Twentse natuur. Zo’n lied maak ik ook om te laten zien ‘lieve mensen laten we alsjeblieft zorgvuldiger met de planten en dieren om ons heen omgaan. De stilte en schoonheid die de Twentse natuur geeft, is onbetaalbaar en moeten we niet volbouwen met industrie en woonwijken.
Er zit zelfs een semiÂerotisch liedje in. Zelf vind ik Twents geen erotische taal. Daarom is het zo leuk om een poging te doen tot een sexy Twents lied.”
Alle liedjes verbind de Bornse aan elkaar met tragikomische verhalen. “Ik blijf natuurlijk een cabaretieÌ€re. Daar ontkom ik niet aan. Als een zaal niet heeft gelachen, heeft een zaal niet geleefd. Veel van de verhalen zijn waargebeurd. Tussen mijn twintigste en mijn veertigste heb ik vrij onstuimig geleefd. Daar haal ik nog steeds anekdotes uit. Zoals mijn liftavontuur naar Berlijn en dat ik de automobilist een picknick aanbood bij een afgelegen meertje. Te naïef voor woorden. Of wat dacht je van een folkloreÂdanskamp in Roemenië waar ik bijna uitgezet ben, vanwege te expressief gedrag.”
Heimwee naar Twente
Haar Twentse wortels zijn door de jaren heen al veel besproken, in interviews en programma’s. “Ik ben vroeg uitgevlogen, met zeventien. Een jong kuuk’n was ik toen. Ik was heel naïef en onzeker. Ik vond mezelf onzelfstandig en wilde geen hechting met de regio. Ik zei tegen mezelf: ‘je moet groot worden en zelf de wereld ontdekken, aans wöt niks met oe. Ik mocht van mezelf niet toegeven aan heimwee. Dat vond ik zwak. Het avontuur van de stad en de anonimiteit lonkte. Het vertrouwde dat ik nu prettig vind, verstikte me toen.”
Tijdens haar studententijd verhuisde ze wel zes keer. Elke keer tussen drie steden: Nijmegen, Den Haag en Amsterdam. Nathalie: “Maar dat thuiskomen in Twente zat altijd nog in mijn hoofd. Het voelde nergens zoals hier, thuis. Deze gevoelens waren er altijd al.” Toen Nathalie’s dochter was geboren en haar toenmalige relatie eindigde, nam ze de beslissing: terug naar Twente.
Niet alleen het wonen maar ook het theater in Twente voelt als thuiskomen. “De theaterscene hier in Twente is kleiner dan in Amsterdam. Een kleiner clubje mensen waar ik me prettig bij voel. Ik voel me verbonden met de mensen. Hier weet ik dat wanneer ik wil repeteren, ik gewoon het Kulturhus in Borne kan bellen. ‘Kan het?’ ‘Ja, het kan’ Bijna altijd. Zo klein, zo dichtbij, zo fijn!”
Lang wil ze niet praten over haar toenmalige heimwee. “Dat weten de mensen inmiddels wel: ik ben een hunktertukker. Ik woon weer in Borne, voel me hier veilig, ik heb de Tukker in mij omarmd en heb de rust thuis gevonden.”
Là¡à¡t die mensen
De verhalen die Nathalie vertelt gaan over het leven, de mensen die ze ontmoet, wat ze meemaakt, wat bepaalde zaken in haar losmaken. Zowel in haar columns voor de regionale krant als op het podium. Nathalie: “Een voorbeeld: in mijn studentenhuis in Den Haag ging de bel. Ik deed de deur open op blote voeten. Op blote veute op ’n studentenvloer. De Hagenees die voor de deur stond sprak me er direct op aan. Als het twee Tukkers waren geweest, hadden ze het wel gezien, maar er niks van gezegd. Ja, niet tegen mij, maar wel tegen elkaar. ‘Hej dat gezien?’. Typisch Twents. Dat conservatieve. Dat is hetgeen wat mij deed wegtrekken. En nog steeds. Ik vind het soms nog wel lastig Net als mensen die zich moeten uitspreken over het niet accepteren van mensen die zich niet identificeren met hun biologische geslacht. LaÌaÌt die mensen alsjeblieft, heb daar niet zoveel haat tegen. LaÌaÌt iemand zijn haar blauw verven of een rok aantrekken. Natuurlijk moet je niet iedereen over eÌeÌn kam scheren, maar een groep mensen die zich keert tegen de komst van een asielzoekerscentrum of roetveegpiet, de windmolens niet in hun achtertuin wil die vind ik erg conservatief, ouderwets of hoe je het ook noemt. Ja dat stukje van Twente, dat vind ik wel lastig. Maar ik denk wel dat het buiten Twente ook wel eens mooi en goed is om te zien dat niet alles wat uit het oosten komt hetzelfde gedachtengoed heeft als Caroline van der Plas. Ik ben de combinatie van Twents en klimaatactivistisch. Ik zeg weleens: ‘ik ben de vleesgeworden brug tussen stad en platteland.”
Over ABN-bijles en een andere tongval
Als snel gaat het weer over de herkenning die het publiek In Twente vindt in haar verhalen. Toch weet Nathalie buiten Twente ook meestal een klik te vinden met het publiek. “Behalve in Haarlem”, grapt ze. “Daar spreken ze echt bijna allemaal algemeen beschaafd Nederlands, ABN. Zonder gein, overal is een regio. Bijna niemand spreekt vloeiend ABN, waar je op de theaterschool overigens wel echt bijles voor krijgt. Het dialect in NoordÂHolland klinkt totaal anders, maar ook daar vinden ze herkenning in de andere tongval. Geloof me maar, als iemand daar het woord botervloot uitspreekt, klinkt dat anders dan in het Twents. Boooturvloooot. Heel erg leuk vind ik dat. Het geeft eigenheid aan iedereen. Ook daar zoek ik dus regelmatig het contact met het publiek en bespreken we hun eigenheid. Heerlijk. Ik kan ook met bewondering luisteren naar Radio 1 en het perfect vloeiende Nederlandse taaltje dat mensen daar spreken. Wonderschoon. Ik kan het niet. Ik geloof wel dat er landelijk behoefte is aan de eenvoud van de taal die wij in Twente hebben. En misschien ook wel de eenvoud en de nuchterheid die in het volk zit. Niet wollig, direct. Als ik deze sfeer communiceer, vinden mensen dat komisch. Maar misschien is het ook wel gewoon een verfrissend geluid.”
Nathalie verheugt zich op de avonden op het podium. Eerst de oudejaars conferences en dan haar eigen liedjes. Haar eigen Twentse liedjes. “Zingen in het Twents is heerlijk. Het Twents heeft zoveel zangerige klinkers. Het wordt een eenmalige tour in het Nedersaksische taalgedeelte van Nederland. Dus met name in Gelderland en Overijssel. En Amsterdam, Putten en Oostknollendam. Met dat laatste dijkdorpje heb ik een bijzondere band, omdat ik daar ooit veel te vroeg arriveerde voor een voorstelling en het dorp in ben gegaan. Ik kreeg een rondleiding van kinderen. Tijdens de wandeling ontmoette ik allerhande dorpelingen en sprak ik met ze. Deze verhalen verwerkte ik ’s avonds in de voorstelling. Dat werd een onvergetelijke avond. Sindsdien kom ik daar terug. Het klikt tussen mij en Oostknollendam. Twentse liedjes gaan ze gewoon verstaan, dat weet ik zeker. Onlangs traden de Bössels en ik op in Nijmegen. Men genoot van het gezongen Twents. ‘Het is zo eigen en direct’, zei een man. Het hoogst haalbare is als je mensen aan het dansen en genieten krijgt. In de zomer hoop ik op festivals te kunnen optreden met de mannen. Ik voorspel: met deze liedjes gaan we Nederland veroveren en zetten we heanig an nog meer op de kaart.”
Tekst: Wendy Kloezeman
Foto: Femke Teussink