Panorama Twente 2050
Verslagen Panorama Twente 2050
(Naar een duurzame economie, donderdag 31 maart, Balengebouw, Enschede)
Er zijn volgens Victor Jan Leurs al ‘hele grote stappen’ gezet sinds de krachten in Twente zijn gebundeld in Twente Board. Zo hebben alle 14 gemeenten (met vier zetels vertegenwoordigd) hun economische beleid ‘in handen van Twente Board gegeven’. Alle Twentse ondernemersclubs (net als de onderwijsinstellingen met drie zetels vertegenwoordigd) hebben hetzelfde gedaan. Daarnaast is Twente Branding opgegaan in Twente Board, waardoor de positionering van Twente als sterk merk gecoördineerder en effectiever kan worden aangepakt. Leurs: ‘Nu werken we met z’n allen aan Twente, om dingen beter te doen.’
Dat werpt z’n vruchten af. Zo is de economie in Twente voor het eerst harder gegroeid dan het landelijk gemiddelde. En scoort de regio ook beter dan het landelijk gemiddelde als het gaat om de werkloosheidscijfers. Die goede cijfers zijn het resultaat van onder meer investeringen in het kader van de Agenda van Twente, waaraan elke inwoner van de veertien Twentse gemeenten € 7,50 bijdraagt.
Aanjager
Twente Board signaleert, daagt uit, faciliteert en verbindt, maar fungeert ook als aanjager om de Twents economie. Dit alles zonder op de stoel van de ondernemer te gaan zitten. Directeur Victor Jan Leurs is daar heel duidelijk over: ‘Wij als Twente Board bepalen niet de economie, dat doen de ondernemers. Wij gaan daar niet over.’
Wat Twente Board wel doet, is de lijnen uitzetten, waarlangs de economie in Twente zich verder kan ontwikkelen. Daartoe zijn drie hoofdlijnen geformuleerd: innovatie, technologie en ondernemerschap, het ontdekken, aantrekken en behouden van talent als voorwaarde voor succes en verbinding zoeken met de buitenwereld voor de positionering en profilering van Twente als sterk merk. Het ontdekken, aantrekken en behouden van talent voor de regio ziet Victor Jan Leurs als de grootste uitdaging voor Twente Board.
Vijf actielijnen
Op basis van de drie hoofdlijnen kunnen, met ondersteuning van Twente Board, concrete projecten worden ontwikkeld langs vijf actielijnen: Techniek als motor, Arbeidsmarkt & talent, Bereikbaarheid & vestigingsklimaat, Circulaire economie & duurzaamheid en Grensoverschrijdende samenwerking.
Als voorbeeld van laatstgenoemde punt noemt Victor Jan Leurs de plannen voor batterijfabriek in Mà¼nster. ‘Wij hebben gezegd: dan moeten wij niet ook nog zo’n fabriek in Twente gaan bouwen. Je kunt dan beter een alliantie aan gaan, want wij zijn in Twente heel goed in het ontwikkelen van batterijen.’
Radicaler toekomstbeeld
Terwijl Victor Jan Leurs de toekomst van de economie in Twente ‘aanvliegt’ vanuit de bestaande kaders, schetst Kay Morel, mede-oprichter van de Stichting Betekenis Economie Twente, een veel radicaler toekomstbeeld. Zijn stelling: De huidige economie is onhoudbaar en biedt onvoldoende perspectief voor verbetering. Morel, van 2009 tot 2016 lector Identiteitsmarketing aan Saxion Hogeschool, gebruikt onder meer het boek ‘Netto positief’ van Paul Polman en Andrew Winston als leidraad voor zijn visie op een nieuwe economie. Citaat uit dat boek: ‘Ons huidige economische systeem heeft twee fundamentele zwakheden: het is gebaseerd op oneindige groei op een eindige planeet, en het komt slechts een klein aantal mensen ten goede, niet iedereen.’
Volgens Kay Morel is een ‘reset’ nodig om te komen tot een ‘betere’ economie. ‘Het is niet de vraag of we dat gaan doen, maar hoe we dat gaan doen. Er is veel mogelijk, maar we moeten er wel aan beginnen.’ Uit de nieuwe Agenda van Twente moet blijken, zo vindt Morel, hoe fundamenteel de ‘reset’ wordt aangepakt.
Betekenis Economie
De Stichting Betekenis Economie Twente heeft 10 principes geformuleerd voor ‘betekenisvol’ ondernemen. Drie punten daar uit:
· Onze producten en diensten maken de wereld beter. Dat is belangrijker dan geld verdienen.
· Wij verzetten ons tegen kortetermijndenken en de wegwerpmaatschappij door te investeren in duurzame producten en diensten, duurzaam inzetbare mensen en langlopende klantrelaties.
· Wij willen alleen groeien als we daardoor meer kunnen bijdragen aan het verbeteren van de samenleving.
Duurzaamheid staat weliswaar hoog in het vaandel bij Twente Board, maar toch noemt Victor Jan Leurs de rol van de Board, bijvoorbeeld bij het terugdringen van de CO2-uitstoot ‘beperkt’. Dit, indachtig zijn eerdere uitspraak dat ondernemers de economie bepalen. Daar is Kay Morel het fundamenteel mee oneens. ‘De economie is niet van de ondernemers; die is van ons allemaal! Daarom moeten we ook over het hele verhaal met elkaar in gesprek. Dus ook over duurzaamheid en andere vormen van eigenaarschap van ondernemingen.’ Morel vindt ook dat er in de nieuwe Agenda van Twente expliciet een uitspraak over duurzaamheid moet worden gedaan.
De burger
De stelling van Kay Morel, dat de economie van ons allemaal is, roept de vraag op, hoe de burger er bij te betrekken. Dat is nog niet zo eenvoudig, al was het maar omdat er volgens moderator Willem Kruidhof twee soorten mensen zijn. ‘Je hebt de burger, die het goede wil. Maar die burger is ook een consument en die wil meestal het goedkoopste.’
Victor Jan Leurs is niettemin optimistisch over het betrekken van de inwoners bij het vormgeven van een breed gedragen toekomstvisie voor Twente. ‘Ik ben er van overtuigd dat de centrale thema’s omarmd zullen worden. Choose your battles. Daar zal de Generation Z dan ook zeker op aanslaan.’
Vanuit het publiek wordt Leurs opgeroepen om de Stichting Betekenis Economie van Kay Morel te betrekken bij het uitzetten van de grote lijnen op het gebied van de economie door Twente Board. Maar ook duurzaamheid nadrukkelijker op de agenda te zetten.
Revolutie nodig
Dat is ook de conclusie die ‘dagsluiter’ Ringo Ossewaarde (universitair hoofddocent sociologie aan de UT) in zijn samenvatting van de beide inleiders trekt. Hij betitelt de verhalen van beide inleiders – elk vanuit hun eigen invalshoek – als een eye-opener, maar ook interessant en overtuigend: realisme (Leurs) versus idealisme (Morel). In Victor Jan Leurs herkent Ossewaarde de ondernemer, die uitgaat van de bestaande situatie en op basis daarvan vast houdt aan het ‘groeiverhaal’. Kay Morel zet daar volgens hem als ‘dromer’ een ‘idealistisch’ verhaal tegenover met radicale ideeën over grenzen aan de groei. Ossewaarde: ‘Dat droombeeld van Kay Morel, voorbij het kapitalisme, zou wel eens noodzakelijk kunnen zijn. Als we af willen van de groei, dan is een revolutie nodig.’
Ossewaarde, die zegt te weinig te hebben gehoord over de implicaties van The Green Deal, legt ook de vraag op tafel welke de ‘prijs’ zal zijn van het groeiverhaal van Twente Board. ‘Door The Green Deal komen miljarden vrij en is daarmee enerzijds een groeistrategie, als het gaat groene innovaties en investeringen. Maar tegelijkertijd betekent het ook reductie van CO2.’
Minder?
Zelf gaat Ossewaarde nog een stap verder dan Morel, waar het gaat om diens verhaal over grenzen aan de groei. ‘We hebben ’t te weinig gehad over de vraag of we met z’n allen genoegen moeten nemen met minder. Zijn we bereid en in staat om niet langer mobiel te zijn, de verwarming op 12 te zetten?’ Dit soort vragen brengt Ossewaarde tot de (filosofische) kernvragen: ‘Welke leefstijl hebben we in Twente? Waar willen we afscheid van nemen? En is de Twentse identiteit duurzaam?’
Hoe tegenstrijdig de verhalen van Leurs en Morel op het eerste oog ook lijken, Ossewaarde ziet wel degelijk mogelijkheden om tot één, breed gedragen, verhaal over de toekomst van Twente te komen. ‘De vraag is: wie jaagt het aan. En uit naam van wie?’
(Transitie landbouw, donderdag 14 april, Oale Roadhoes, Tubbergen)
Na de individuele keukentafelgesprekken spoorde de beleidsmedewerker boeren aan om met elkaar in gesprek te gaan om ervaringen te delen. ‘Dat werkte fantastisch. Voor mij was dat de bevestiging dat boeren het op deze manier samen moeten doen. Als dit een beweging wordt, heb ik er wel vertrouwen in dat het goed komt.’
Moderator van de bijeenkomst, Heleen Lansink, wees er op dat het essentieel is, dat dit soort processen wordt gefaciliteerd (financieel of anderszins) door overheden. Lansink, zelf melkveehoudster en als ‘agro-influencer’ aanjager van de dialoog aan de basis, is een groot voorstander van keukentafelgesprekken op kleine schaal. ‘Laat boeren met elkaar in gesprek gaan, maar ook met andere belanghebbenden. Maak zichtbaar wat er leeft. Te beginnen in kleine gebieden.’ Op deze manier zou de dialoog zich als een olievlek kunnen uitbreiden. Bijvoorbeeld middels een knooppuntensysteem.
Perspectief
De hartenkreet van de gemeentelijk beleidsmedewerker en de discussie die daarop volgde, maakte eens te meer duidelijk dat boeren snakken naar perspectief. Een stip aan de horizon, waarbij de overheid duidelijke kaders aangeeft: wat kan wel en wat kan niet. Inleider Alex Datema zei het zo: ‘Het wordt tijd, dat de overheid afspraken na komt. Dat mag wel eens na 30 jaar.’ Datema is melkveehouder in Groningen (met 70 ha. grasland, waarvan 15 ha. weidevogelbeheer) en voorzitter van BoerenNatuur. Hij illustreerde het gebrek aan duidelijkheid voor boeren treffend door in zijn Powerpointpresentatie de pagina ‘Perspectief’ demonstratief leeg te laten.
Nu de overheid en de politiek het vooralsnog laten afweten waar het gaat om het bieden van een duidelijk perspectief is het volgens Alex Datema des te urgenter voor boeren om zelf keuzes te maken. ‘Je kunt de transitie van de landbouw ook als een uitdaging zien, niet alleen als een probleem. We hebben nu een unieke kans om de noodzakelijke veranderingen zelf vorm te geven. En als er ergens een plek is waar dat kan, dan is het wel Twente.’
Keuzes maken
Voorwaarde bij dit alles is volgens Datema wel dat de overheid het beschikbare geld (een fonds van 25 miljard, plus nog eens 35 miljard voor klimaat) inzet om boeren perspectief te bieden. ‘Dat betekent dat het overgrote deel van dat geld moet worden geïnvesteerd in boeren die verder willen. Dus niet in boeren, die willen stoppen!’
Wanneer de (financiële) kaders duidelijk zijn, kunnen boeren volgens Datema ook zelf beter keuzes maken voor de toekomst. Waarbij dan antwoord moeten worden gegeven op de volgende vragen:
· Op welke plek ben ik boer?
· Geeft die plek de mogelijkheid om mijn ambities waar te maken?
· Wees realistisch in de beperkingen of mogelijkheden die een bepaalde plek jou biedt
· Kies een strategie voor de toekomst en voer die consequent uit.
Belangrijkste randvoorwaarde voor boeren om die keuzes te kunnen maken – daar zijn Alex Datema en Heleen Lansink het hartgrondig over eens – is dat ‘zachte waarden worden vertaald in harde euro’s’. Anders gezegd: dat boeren een reële beloning krijgen voor natuuronderhoud en –behoud. Of, zoals een boer in de zaal het verwoordde: ‘Ik wil een deel van de toeristenbelasting omdat ik een houtwal onderhoud.’
Initiatief nemen
In het spanningsveld van natuurinclusief boeren versus landbouwinclusieve natuur wordt er veel gevraagd van boeren. Heleen Lansink: ‘Het moet allemaal anders dan we generaties lang hebben gedaan.’ Niettemin vindt zij het mét Alex Datema dat boeren niet te afwachtend moeten zijn en zelf het initiatief moeten nemen. Datema: ’We moeten ons niet te afhankelijk maken van de overheid.’ Tegelijkertijd waarschuwde hij ook dat boeren ook realistisch moeten zijn. ‘CO2-uitstoot en natuur-inclusief boeren gaat nu eenmaal niet zo goed samen! Keuzes maken begint altijd bij jezelf. Op welke plek kan iets wel of kan iets niet.’
Korte Keten
Ook uit de bijdrage van Koen olde Hanter, grondlegger van het winkelconcept Aanstreekelijk en dealmaker Korte Keten voor de Provincie Overijssel, bleek duidelijk dat veel boeren op zoek moeten naar een ander verdienmodel. Desgevraagd zei hij te verwachten dat in 2050 in deze regio niet meer dan 30 procent lokaal voedsel kan worden afgezet. Nu is dat nog 4 procent. Dat betekent, volgens Alex Datema, dat boeren het met streekproducten alleen niet redden. ‘Daar moet dus een ander verdienmodel naast worden ontwikkeld.’
Olde Hanter is er van overtuigd dat er met ‘gemengde activiteiten’ voor boeren mooie dingen mogelijk zijn. Op kleine schaal gebeurt dat nu ook al. Zo levert de Lonneker Molen alleen maar meel voor de korte keten en staan er op de menukaart van het Lovely Local Restaurant in Enschede enkel gerechten met producten uit deze streek. Bovendien heeft Olde Hanter inmiddels met elf van de veertien Twentse gemeenten een deal gesloten over de afname van lokaal geproduceerd voedsel. Maar dat zijn kleine stapjes op het lastige pad van de korte keten. Olde Hanter: ‘Het gaat om keuzes maken. Dat is niet altijd makkelijk. Met name als het gaat om grotere afnemers als supermarkten, bedrijfskantines en ziekenhuizen.’ Alex Datema vult aan: ‘Er wordt dan vaak gekozen voor het goedkoopste, niet voor kwaliteit. Er moet gesleuteld worden aan het hele voedselsysteem.’
Niet gemakkelijk
En dat is nog niet zo gemakkelijk ondervindt Koen olde Hanter als dealmaker Korte Keten. ‘Bij een grote supermarkt heb je als consument geen idee waar een product vandaan komt, wie het gemaakt heeft, maar ook niet waar het geld dat je er als consument voor betaalt terecht komt. Een supermarkt heeft er geen enkel belang bij om dat systeem te veranderen.’ Het grote voordeel van het produceren voor de korte keten is volgens Olde Hanter dat het geld in de regio blijft. ‘Een euro wordt dan drie, vier, vijf keer uitgegeven. Bovendien brengt lokaal voedsel boeren en burgers dichter bij elkaar.’
Scherpe keuzes
Om het systeem van de voedselketen fundamenteel te veranderen zijn niet alleen scherpe keuzes van producenten en tussenhandel nodig, maar zeker ook van de consument. Is de consument niet alleen bereid, maar ook in staat om iets meer te betalen voor producten van betere kwaliteit uit de eigen streek? Hier is waarschijnlijk toch een helpende/sturende hand van de overheid/politiek nodig. Alex Datema: ‘Nu zie je dat in arme wijken vaak goedkoop en minder gezond voedsel wordt aangeboden, terwijl in dure wijken het dure en kwalitatief betere voedsel in de winkels ligt.’ Koen olde Hanter: ‘Omdat er zoveel lagen in het systeem zitten, is het heel lastig om dingen te veranderen. Van het eten in ziekenhuizen, bijvoorbeeld, word je vaak niet blij. Dat komt omdat er meestal meer naar de prijs wordt gekeken dan naar de kwaliteit. Terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat mensen beter worden van goed voedsel. Toch ben ik er van overtuigd dat het uiteindelijk wel gaat lukken met lokaal voedsel. Waar een wil is, is een weg.’
(Ruimtelijke inrichting, donderdag 12 mei, Stadslab Almelo)
‘Het perspectief is op dit moment totaal anders dan pakweg zes jaar geleden. Toen was het schrappen, nu: bouwen, bouwen, bouwen.’ Probleem daarbij is volgens De Bruijn dat een ‘echte’ circulaire economie nog geen gemeengoed is. ‘We gaan wel grote woningbouwprojecten ontwikkelen, maar die zijn niet circulair. Ik ben bang dat we onszelf voorbij rennen.’ Omdat technische innovaties vaak sneller gaan dan sociale, economische of politieke verandering pleitte De Bruijn ervoor om vooral in te zetten op dat laatste. Zijn waarschuwing: 'Staar je niet blind op het aantal te bouwen woningen.’
Volgens De Bruijn ademt de Regionale Woonagenda weliswaar ‘integraliteit’, maar is het in de praktijk een ‘wankel bouwwerk’ omdat de verschillende onderdelen onvoldoende op elkaar worden afgestemd.
Grote uitdaging
Om tot de noodzakelijke integrale aanpak te komen bij het bouwen en wonen, is volgens De Bruijn de grote uitdaging om de verschillende elementen als circulariteit, klimaat, energie, maar ook demografische factoren als diversiteit en flexibiliteit te combineren. Alleen dan is het mogelijk een toekomstbestendige woningmarkt te realiseren voor iedereen, met een duurzaam en circulair woningbestand in een toekomstbestendige leefomgeving met sterke steden en vitale kernen in het buitengebied. Het sturen op een integrale aanpak, in plaats van op de eenzijdige mantra bouwen, bouwen, bouwen, noemde De Bruyn een ‘sombere, maar uitdagende boodschap’. Pessimistisch is hij overigens niet. Al was het maar omdat hij, sinds hij zich hier zo’n 30 jaar geleden vestigde, ‘verliefd is geworden’ op Twente. ‘Stad en streek vormen bij elkaar een uitstekende leefwereld van buitengewone kwaliteit. Het gaat er om deze te behouden en te versterken.’
Regie nodig
Om een integrale aanpak van de opgaven op het gebied van bouwen, wonen en ruimtelijke inrichting succesvol te laten verlopen is volgens De Bruijn regie van overheden nodig. ‘Nu wordt er gestuurd met te zachte instrumenten. Tijdens de coronacrisis hebben we gezien dat er ook krachtige beleidsbeslissingen genomen kunnen worden.’ Die sturing is er op provinciaal niveau wel degelijk, zo betoogde inleider Bart Parmet, directeur Strategie van de provincie Overijssel. Op dit moment wordt er gewerkt aan de actualisering van de provinciale Omgevingsvisie Overijssel. Een ‘work in progress’ volgens Parmet, waarin gemeenten ook een inbreng hebben. Voor de inwoners komt er dit jaar nog een eigen inspraaktraject.
Sturing en samenhang
De Omgevingsvisie, die in 2023 gereed is, moet er voor zorgen dat er meer sturing en samenhang in de aanpak van de grote opgaven waar ook Twente voor staat als het gaat om de ruimtelijke inrichting. Kernpunt uit de visie
is dat de gesteldheid van de bodem en het water bepalen waar ruimte is voor welke bedrijvigheid, zoals landbouw en voedselproductie mag plaatsvinden. Vanuit die insteek zal de provincie regels vaststellen/uitvoeren en regie voeren
bij de invulling van de schaarse ruimte. Bij de ruimtelijke inrichting gaat het niet alleen om stedelijke en plattelandsontwikkeling, woningbouw, landbouw in relatie tot natuurbehoud/herstel, maar ook om verbindingen/infrastructuur. Waarbij ook nadrukkelijk over de grens wordt gekeken. Zo staat volgens Bart Parmet het doortrekken van de treinverbinding Zwolle-Twente-Mà¼nster hoog op de agenda.
Vertrouwen laag
Probleem bij het vinden van draagvlak onder de bevolking voor de opgaven waar de regio voor staat is volgens moderator Michael Sijbom, directeur van Landschap Overijssel, dat het vertrouwen in de overheid laag is. Bart Parmet geeft aan dat ‘het samenspel tussen overheid en burgers opnieuw moet worden uitgevonden’. Het midden wordt naar zijn zeggen steeds kleiner. ‘We moeten op zoek naar de middengroep, die je niet zo vaak hoort.’ Terug naar de menselijke maat, middels individuele gesprekken. Theo de Bruijn beaamt dat er meer bewustwording nodig is. Niet alleen bij bestuurders en politici, maar zeker ook bij de burgers. De Bruijn heeft de indruk dat de gemiddelde burger nog (te) weinig ‘gevoel en beleving’ heeft bij de grote opgaven waar de regio voor staat. Het onderwijs zou naar zijn mening een rol kunnen spelen bij het vergroten van de bewustwording.
Strijdige belangen
Waar Bart Parmet een belangrijke sturende rol voor de overheid ziet weggelegd, door doelen en kaders te stellen, meent Theo de Bruijn dat de overheid ‘niet alles kan bedenken’. Michael Sijbom kan zich wel vinden in het ‘model’ dat de overheid de kaders stelt en de samenleving de uitvoering invult. ‘Maar de samenleving is het ook al niet eens over de kaders!’ Wat de reactie uit de zaal uitlokt dat er sprake is van enorme strijdige belangen, bijvoorbeeld waar het gaat om de transitie van de landbouw.
Niet wat, maar hoe
Op de vraag van moderator Sijbom hoe er in dit proces voor regie kan worden gezorgd, laat Parmet weten vooralsnog geen meerwaarde te zien in een Panorama Twente 2050. ‘Het gaat om de uitwerking van beleidsplannen.
Dus niet zozeer om wat er moet gebeuren, maar hoe we dat met elkaar bereiken.’
Theo de Bruijn heeft zo z’n twijfels of alles via wetten en regels moet worden afgedwongen. Vanuit de zaal komt de vraag wanneer het ‘stapelen van wetgeving’ gaat ophouden. Juridische strijd is een heilloze weg. De Bruijn denkt dat er wel degelijk behoefte is aan een stip op de horizon op Twents niveau. Een duidelijk doel voor de toekomst, waar in gezamenlijkheid naar toe gewerkt kan worden. Hij ziet dat er op Twentse schaal al heel veel wordt samengewerkt om de opgaven waar de regio voor staat aan te pakken.
‘Wat wij willen’
Kernvraag vanuit de zaal aan de inleiders aan het slot van deze bijeenkomst: Denken jullie dat de overheid voldoende in staat is om participatie van burgers te organiseren? Bart Parmet antwoordt voorzichtig en formeel. ‘De provincie Overijssel probeert dit actief te ontwikkelen. We blijven altijd leren.’ Theo de Bruijn praat met minder meel in de mond: ‘De overheid moet alleen maar uitvoeren wat wij willen!’
(Energietransitie, donderdag 2 juni, De Wethouder, Denekamp)
‘We willen ’t misschien niet,
Bij alle grote opgaven waar Twente de komende decennia voor staat, lijkt de stem van de inwoners vooralsnog het meest concreet door te klinken bij de energietransitie. Die conclusie kan worden getrokken na de vierde bijeenkomst in het kader van de serie Panorama Twente 2050 op 2 juni in Denekamp. Tijdens die bijeenkomst liet projectleider participatie en lokaal eigendom, Willem Wijnen, er geen misverstand over bestaan dat het de RES Twente ernst is met het betrekken van ‘de omgeving’ bij de energietransitie.
Na afsluiting van het eerste traject van de Regionale Energie Strategie Twente (RES 1.0), waarbij de 14 Twentse gemeenten zich in meer of mindere mate hebben gecommitteerd aan de gestelde doelen, zijn er concrete procesafspraken gemaakt om de burger daadwerkelijk een stem te geven op weg naar de RES Twente 2.0. Dit, volgens Willem Wijnen, vanuit het besef dat maatschappelijke acceptie een voorwaarde is om de gestelde doelen te halen. Die doelen, zo maakte Wijnen duidelijk, liggen vast: het duurzaam opwekken van 1,5 TWh elektriciteit, de ontwikkeling van Twente als warmteregio en het realiseren van 49 procent minder CO2 in 2030. Voorzitter Louis Koopman van de RES Twente onderstreepte nog eens dat het creëren van draagvlak de belangrijkste les is, die is geleerd in het tot nu toe afgelegde traject van de energietransitie. ‘We moeten het echt samen doen, in de driehoek: samenleving, markt, bestuurders. Anders redden we het niet.’
Burgerberaad
Willem Wijnen benadrukte dat de ‘stem van de burger’ in dit proces zwaarwegend is, maar niet doorslaggevend. Uiteindelijk beslissen de (gemeente)bestuurders (mede) op basis van de uitkomsten van een Twents Burgerberaad; een advies dat niet bindend is. Onder meer een ‘meedenktank’ en een Twents Energie Forum moeten een open en eerlijke dialoog mogelijk maken, op basis waarvan de ‘omgeving’ een gedegen advies kan uitbrengen. Belangrijke uitgangspunten bij het Burgerberaad van de RES zijn volgens Wijnen de representativiteit ervan en ‘echt contact’ tussen bestuurders/beslissers en stakeholders/inwoners. Verder wordt een gedegen wetenschappelijke onderbouwing van het uiteindelijke advies van het Burgerberaad van groot belang geacht. Daartoe kan onder meer een beroep worden gedaan op de kennis en kunde van de Universiteit Twente. Dit najaar zullen de eerste concrete acties worden ondernomen in dit proces. Begin volgend jaar staat een digitale peiling over de energietransitie onder de Twentse bevolking op het programma. Willem Wijnen maakte eens te meer duidelijk dat het in deze fase van de energietransitie niet gaat om de vraag of er iets moet gebeuren, maar ‘hoe en waar’.
‘Op z’n kop’
Prof. Dr. Johann Hurink, hoogleraar mathematische besliskunde aan de UT, is een deskundige wiens ‘hulp’ kan worden ingeroepen door het Burgerberaad van de RES. Hurink richt zich in zijn wetenschappelijke onderzoek vooral op slimme netwerken die ons van energie kunnen voorzien. Tijdens de bijeenkomst in Denekamp stelde hij zonder omwegen dat de energievoorziening volledig ‘op z’n kop’ moet. ‘Het is nu top down en het moet bottom up!’
Volgens Hurink dreigen we de controle te verliezen bij de overschakeling naar hernieuwbare bronnen, nu we binnen een beperkte tijd van het gas af moeten. ‘Dat betekent, dat we in heel korte tijd van een systeem af moeten dat heel langzaam is gegroeid.’ Hurink schetste niet bepaald een vrolijk beeld. Nu al is de capaciteit van het electriciteitsnet volgens hem onvoldoende en worstelen individuele consumenten met vragen als: wanneer laad ik m’n auto op en hoe verwarm ik mijn huis?’ Hurink zei te verwachten dat elke woning binnen 10 jaar een home energy management system heeft. En dat je iets met stroom moet doen op de plek waar je die opwekt, om capaciteitsproblemen op het net te voorkomen.
Hurink zei Willem Wijnen na dat de of-vraag in het energietransitiedebat niet meer aan de orde is. ‘We willen ’t misschien niet, maar we zullen wel moeten. Nederland loopt al een stukje achter in de energietransitie. Wie zegt: dit of dat wil ik niet, zal moeten zeggen wat dan wel!’ Het betoog van Hurink werd van harte onderschreven door RES-voorzitter Louis Koopman. ‘De wetenschap moet door onderzoek en innovatie het voortouw nemen.’
‘Lokaal eigendom’
Belangrijke pijler voor de RES bij het creëren van draagvlak voor de energietransitie is het uitgangspunt dat tenminste 50 procent van de opbrengst van duurzaam opgewekte energie ‘lokaal eigendom’ blijft, waaraan gemeenten zelf invulling kunnen geven. De RES Twente heeft gemeenten daarvoor handvatten gegeven in samenspraak met de Lokale Energie Initiatieven Twente (LEIT). Louis Koopman illustreerde tijdens de bijeenkomst met een praktijkvoorbeeld hoe deze regeling werkt. In de gemeente Twenterand is op een afgewaardeerd industrieterrein van 17 hectare een veld met zonnepanelen gerealiseerd, dat 850.000 euro per jaar oplevert. Daarvan gaat 350.000 euro in een duurzaamheidsfonds. ‘Een jubelmomentje!’, aldus Koopman.
‘Duurzaam nutsbedrijf’
Als een ‘duurzaam nutsbedrijf’, zo omschreef bestuurslid Ruud Mulder tijdens bijeenkomst de Coöperatie Energie Enschede. Doelstelling van deze zes jaar geleden door vrijwilligers opgerichte coöperatie: duurzame energie leveren tegen een goede prijs. Inmiddels kent de coöperatie een kleine 600 leden en worden 4500 inwoners van Enschede van duurzaam opgewekte stroom voorzien. Onlangs werd op de stal van een melkveebedrijf het 10.000ste zonnepaneel geplaatst. Intussen zijn er nog ambities te over bij Energie Enschede. ‘We kijken steeds naar nieuwe mogelijkheden’, zegt Ruud Mulder, die 12 jaar geleden zijn ICT-bedrijf verkocht en sindsdien als ‘milieuridder’ door het leven gaat. Er wordt nu gekeken naar de mogelijkheden voor de realisering van een zonnepark van respectievelijk 35 en 10 hectare, plus nog eens 15 hectare drijvende panelen. Ook zijn er plannen voor drie windturbines. Mulder: ‘Maar de energietransitie is een moeizaam proces. We liggen stil op dit moment, ook op het gebied van windenergie. We zouden graag optrekken met de gemeente, maar dat is ook moeizaam. Als er verkiezingen zijn, dan ligt daar ook alles stil.’
Bewustwording
Dat er nu 20 procent minder subsidie is voor lokale energiecoöperaties, weerhoudt Energie Enschede er niet van om te blijven werken aan bewustwording. Ook in het buitengebied van de gemeente Enschede. Er is intensief overleg met de zeven Buurtkringen om te kijken hoe zaken betreffende de energievoorziening beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Mulder: ‘In de gesprekken die je dan met elkaar hebt, merk je dat mensen anders gaan nadenken over de energietransitie. Als mensen dan vragen: Is het nodig? Dan kun je zeggen: Ja, het is nodig!
(Democratische vernieuwing, donderdag 16 juni, Grolsch Veste, Enschede)
Het Systeem radicaal omverwerpen
Een zandbak waarin kinderen kris kras door elkaar aan het spelen en ravotten zijn. Dat is voor Joop Hofman – vanuit de Rode Wouw al jarenlang in België en Nederland aanjager van gebiedsgerichte projecten vanuit de bewoners – de ideale voedingsbodem voor wat in overheids- en ambtenarenkringen ‘participatie’ wordt genoemd. Als inleider van de Panorama Twente 2050-bijeenkomst over democratische vernieuwing in de Grolsch Veste noemt Hofman het liever ‘het organiseren van samenspel’. En in dat proces mag het er, net als in die zandbak met ravottende kinderen, wat hem betreft best een beetje ‘chaotisch en rommelig’ aan toe gaan. Sterker nog, moet dat proces juist niet te gestructureerd verlopen omdat de beste en mooiste mooiste ideeën en plannen ‘tussen de linies’ ontstaan, in informele gesprekken tijdens de pauzes.
Joop Hofman wond er tijdens de bijeenkomst geen doekjes om: bij deze benadering van inspraak en medezeggenschap van burgers de ‘systemen’ van de overheid vaak ‘in de weg zitten’. Verwijzend naar onderzoeker René Cuperes van Instituut Clingendaal stelde Hofman raadsleden en bestuurders vooralsnog geen passend antwoord hebben op de toenemende vraag van mondige burgers om meer zelfredzaamheid en meer zelfbestuur. Cuperus zei daarover: ‘Bestuurders en politici accepteren burgerparticipatie zolang het niet over hun macht gaat.’
Potentieel of probleem?
Volgens Joop Hofman is het in principe heel simpel om participatie ‘van onderop’ te organiseren. ‘Ga naar buiten, de wijk in, bel aan. Want het verhaal van die mensen, dat is relevant. En vraag dan aan die mensen: hoe kunnen we jouw verhaal verder brengen? Dat gebeurt te weinig.’ De vraag die overheden zich volgens Hofman moeten stellen is: Benaderen we mensen als een potentieel of als een probleem? Vaak gebeurt het laatste. ‘We gaan een vraag ophalen in de wijk, wordt er dan gezegd. Dat moet wettelijk verboden worden! We moeten antwoorden ophalen uit de wijk, relevantie ophalen. Beschouw bewoners als makers. Ik wil als bewoner van een wijk helemaal geen doelgroep zijn van de gemeente!’
Burgerperspectief
Onder verwijzing van het boek De menselijke staat van Kim Putters (tot voor kort directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau), stelde Hofman dat het burgerperspectief in het overheidsbeleid node wordt gemist. ‘Er is meer burgerperspectief nodig als iedereen volwaardig en zinvol mee moet kunnen doen, ook als daar soms hulp en ondersteuning bij nodig is’, schrijft Putters onder meer in zijn boek.
Om zijn slogan Hoe dan? Doe dan! Kracht bij te zetten, sloot Joop Hofman zijn betoog af met een gedicht van Goethe. De laatst twee regels daaruit:
Wat u ook kunt doen, of denkt dat u kunt doen,
begin er aan.
In durf liggen genialiteit, kracht en magie
besloten.
’n Beetje democratisch?
Marije van den Berg – oud-gemeenteraadslid, dat onderzoek doet naar, schrijft over en werkt aan de kwaliteit van het lokale bestuur – begon haar inleiding met de prikkelende vraag of ’t in Twente ‘nog ’n beetje democratisch’ is. Dat leverde vanuit de zaal, met de nodige ambtenaren en gemeenteraadsleden, geen onverdeeld positieve reacties op. Daarbij vielen termen als ‘machtsmisbruik’, ‘veel mensen stemmen niet’ en (van een raadslid) ‘met compassie begonnen, met cynisme geëindigd’. Maar er vielen ook wel optimistisch stemmende geluiden te beluisteren over ‘heel benaderbare raadsleden’ en de noodzaak van ‘de juiste taal en de juiste schaal’ en ‘democratie is voor mij mee doen, dat betekent dat je zelf dan ook echt mee moet doen’.
Burgerparticipatie
De volgende vraag, die Marije van den Berg de aanwezigen voorhield: Als we gaan ‘knutselen’ aan het huidige democratische systeem, hoe wordt het er dan beter op? Er is volgens haar in elk geval meer nodig dan de obligate ‘participatieparagraaf’ in beleidsstukken van de overheid. ‘We moeten komen tot een iets preciezere omschrijving van burgerparticipatie. We moeten een democratische bril opzetten.’ Dat betekent dat we onszelf vragen over het democratisch proces moeten stellen als: kan het diverser en transparanter, levert het betere gesprekken op, is de zeggenschap op orde en is het niet alleen voor vergadertijgers?
Kernvraag voor Marije van den Berg: Versterkt het democratisch proces onze gemeenschap, of versterkt het de gemeente?
Het Systeem
In de discussie met de zaal viel met enige regelmaat de term Het Systeem, waarmee werd gedoeld op de (machts)verhoudingen binnen het huidige democratische bestel. Joop Hofman, bijvoorbeeld, zei dat Het Systeem moeite heeft te dealen met het toenemende aantal burgerinitiatieven en – collectieven. Door Marije van den Berg aangeduid als de ‘humuslaag’ van waaruit ‘dingen beter kunnen worden geknutseld’.
Op de vraag vanuit de zaal wie dan de norm bepaalt wat goed is voor de gemeenschap wanneer Het Systeem op de schop gaat, kwam geen eenduidig antwoord. Wel ontstond een levendige discussie over de opmerking dat er toch wel bepaalde kaders moeten worden gesteld bij burgerparticipatie in de ‘zandbak’ van Joop Hofman. Die er bij bleef dat het ‘de kunst is wel zoveel mogelijk vrijheid te bieden’. Waarop er vanuit de zaal de volgende reactie kwam: ‘Elke zandbak heeft ook een kader, anders wordt het een woestijn!’
Wantrouwen en succesverhalen
Vanzelfsprekend kwam ook het wantrouwen in de politiek ter sprake. En in het verlengde daarvan het gemis aan succesverhalen, waaruit blijkt dat het anders kan, waarmee dat vertrouwen kan worden teruggewonnen. Desgevraagd kwam Joop Hofman daarop met een succesverhaal. ‘In Hengelo hebben we binnen vijf maanden het probleem van de herinrichting van het Marktplein opgelost, dat daarvoor al 25 jaar had gespeeld.’
Een voormalig gemeenteambtenaar zei zich met terugwerkende kracht te schamen voor zijn rol in Het Systeem. Inmiddels is hij tot het inzicht gekomen dat het systeem in stand werd gehouden door de positie van bestuurders, met macht. ‘Maar die macht begint af te brokkelen. In het veranderingsproces kunnen gemeenteraden zich laten helpen door burgerparticipatie.
Stip op de stoep
Te midden van de vele gematigde suggesties voor verandering van Het Systeem klonk tijdens de bijeenkomst ook één oproep tot een ‘radicale omwenteling’. Dat ging in elk geval Marije van den Berg te ver. ‘Ik ben er een voorstander van de bestuurlijke bubbel liefdevol te laten leeglopen.’ Joop Hofman toonde zich een voorstander van kleine stapjes als gebiedsgerichte projecten op basis van burgerparticipatie. ‘Geen stip op de horizon, maar een stip op de stoep.’
Inzetten op groei, of op geluk?
Vergroting van het Bruto Twents Geluk (BTG), dat is volgens directeur Victor Jan Leurs ‘het hogere doel’ waar Twente Board naar streeft. Een duidelijke ‘herijking van de strategie’ van het samenwerkingsverband van ondernemers, onderwijsinstellingen en overheden. Versterking van de economie blijft onveranderd de core business van Twente Board, maar wel in die zin, dat groei niet langer een doel op zich is. Versterking van de economie in Twente moet uiteindelijk leiden tot een groene topregio waar het goed, wonen, werken en leven is. Tot vergroting van het Bruto Twents Geluk, kortom.Er zijn volgens Victor Jan Leurs al ‘hele grote stappen’ gezet sinds de krachten in Twente zijn gebundeld in Twente Board. Zo hebben alle 14 gemeenten (met vier zetels vertegenwoordigd) hun economische beleid ‘in handen van Twente Board gegeven’. Alle Twentse ondernemersclubs (net als de onderwijsinstellingen met drie zetels vertegenwoordigd) hebben hetzelfde gedaan. Daarnaast is Twente Branding opgegaan in Twente Board, waardoor de positionering van Twente als sterk merk gecoördineerder en effectiever kan worden aangepakt. Leurs: ‘Nu werken we met z’n allen aan Twente, om dingen beter te doen.’
Dat werpt z’n vruchten af. Zo is de economie in Twente voor het eerst harder gegroeid dan het landelijk gemiddelde. En scoort de regio ook beter dan het landelijk gemiddelde als het gaat om de werkloosheidscijfers. Die goede cijfers zijn het resultaat van onder meer investeringen in het kader van de Agenda van Twente, waaraan elke inwoner van de veertien Twentse gemeenten € 7,50 bijdraagt.
Aanjager
Twente Board signaleert, daagt uit, faciliteert en verbindt, maar fungeert ook als aanjager om de Twents economie. Dit alles zonder op de stoel van de ondernemer te gaan zitten. Directeur Victor Jan Leurs is daar heel duidelijk over: ‘Wij als Twente Board bepalen niet de economie, dat doen de ondernemers. Wij gaan daar niet over.’
Wat Twente Board wel doet, is de lijnen uitzetten, waarlangs de economie in Twente zich verder kan ontwikkelen. Daartoe zijn drie hoofdlijnen geformuleerd: innovatie, technologie en ondernemerschap, het ontdekken, aantrekken en behouden van talent als voorwaarde voor succes en verbinding zoeken met de buitenwereld voor de positionering en profilering van Twente als sterk merk. Het ontdekken, aantrekken en behouden van talent voor de regio ziet Victor Jan Leurs als de grootste uitdaging voor Twente Board.
Vijf actielijnen
Op basis van de drie hoofdlijnen kunnen, met ondersteuning van Twente Board, concrete projecten worden ontwikkeld langs vijf actielijnen: Techniek als motor, Arbeidsmarkt & talent, Bereikbaarheid & vestigingsklimaat, Circulaire economie & duurzaamheid en Grensoverschrijdende samenwerking.
Als voorbeeld van laatstgenoemde punt noemt Victor Jan Leurs de plannen voor batterijfabriek in Mà¼nster. ‘Wij hebben gezegd: dan moeten wij niet ook nog zo’n fabriek in Twente gaan bouwen. Je kunt dan beter een alliantie aan gaan, want wij zijn in Twente heel goed in het ontwikkelen van batterijen.’
Radicaler toekomstbeeld
Terwijl Victor Jan Leurs de toekomst van de economie in Twente ‘aanvliegt’ vanuit de bestaande kaders, schetst Kay Morel, mede-oprichter van de Stichting Betekenis Economie Twente, een veel radicaler toekomstbeeld. Zijn stelling: De huidige economie is onhoudbaar en biedt onvoldoende perspectief voor verbetering. Morel, van 2009 tot 2016 lector Identiteitsmarketing aan Saxion Hogeschool, gebruikt onder meer het boek ‘Netto positief’ van Paul Polman en Andrew Winston als leidraad voor zijn visie op een nieuwe economie. Citaat uit dat boek: ‘Ons huidige economische systeem heeft twee fundamentele zwakheden: het is gebaseerd op oneindige groei op een eindige planeet, en het komt slechts een klein aantal mensen ten goede, niet iedereen.’
Volgens Kay Morel is een ‘reset’ nodig om te komen tot een ‘betere’ economie. ‘Het is niet de vraag of we dat gaan doen, maar hoe we dat gaan doen. Er is veel mogelijk, maar we moeten er wel aan beginnen.’ Uit de nieuwe Agenda van Twente moet blijken, zo vindt Morel, hoe fundamenteel de ‘reset’ wordt aangepakt.
Betekenis Economie
De Stichting Betekenis Economie Twente heeft 10 principes geformuleerd voor ‘betekenisvol’ ondernemen. Drie punten daar uit:
· Onze producten en diensten maken de wereld beter. Dat is belangrijker dan geld verdienen.
· Wij verzetten ons tegen kortetermijndenken en de wegwerpmaatschappij door te investeren in duurzame producten en diensten, duurzaam inzetbare mensen en langlopende klantrelaties.
· Wij willen alleen groeien als we daardoor meer kunnen bijdragen aan het verbeteren van de samenleving.
Duurzaamheid staat weliswaar hoog in het vaandel bij Twente Board, maar toch noemt Victor Jan Leurs de rol van de Board, bijvoorbeeld bij het terugdringen van de CO2-uitstoot ‘beperkt’. Dit, indachtig zijn eerdere uitspraak dat ondernemers de economie bepalen. Daar is Kay Morel het fundamenteel mee oneens. ‘De economie is niet van de ondernemers; die is van ons allemaal! Daarom moeten we ook over het hele verhaal met elkaar in gesprek. Dus ook over duurzaamheid en andere vormen van eigenaarschap van ondernemingen.’ Morel vindt ook dat er in de nieuwe Agenda van Twente expliciet een uitspraak over duurzaamheid moet worden gedaan.
De burger
De stelling van Kay Morel, dat de economie van ons allemaal is, roept de vraag op, hoe de burger er bij te betrekken. Dat is nog niet zo eenvoudig, al was het maar omdat er volgens moderator Willem Kruidhof twee soorten mensen zijn. ‘Je hebt de burger, die het goede wil. Maar die burger is ook een consument en die wil meestal het goedkoopste.’
Victor Jan Leurs is niettemin optimistisch over het betrekken van de inwoners bij het vormgeven van een breed gedragen toekomstvisie voor Twente. ‘Ik ben er van overtuigd dat de centrale thema’s omarmd zullen worden. Choose your battles. Daar zal de Generation Z dan ook zeker op aanslaan.’
Vanuit het publiek wordt Leurs opgeroepen om de Stichting Betekenis Economie van Kay Morel te betrekken bij het uitzetten van de grote lijnen op het gebied van de economie door Twente Board. Maar ook duurzaamheid nadrukkelijker op de agenda te zetten.
Revolutie nodig
Dat is ook de conclusie die ‘dagsluiter’ Ringo Ossewaarde (universitair hoofddocent sociologie aan de UT) in zijn samenvatting van de beide inleiders trekt. Hij betitelt de verhalen van beide inleiders – elk vanuit hun eigen invalshoek – als een eye-opener, maar ook interessant en overtuigend: realisme (Leurs) versus idealisme (Morel). In Victor Jan Leurs herkent Ossewaarde de ondernemer, die uitgaat van de bestaande situatie en op basis daarvan vast houdt aan het ‘groeiverhaal’. Kay Morel zet daar volgens hem als ‘dromer’ een ‘idealistisch’ verhaal tegenover met radicale ideeën over grenzen aan de groei. Ossewaarde: ‘Dat droombeeld van Kay Morel, voorbij het kapitalisme, zou wel eens noodzakelijk kunnen zijn. Als we af willen van de groei, dan is een revolutie nodig.’
Ossewaarde, die zegt te weinig te hebben gehoord over de implicaties van The Green Deal, legt ook de vraag op tafel welke de ‘prijs’ zal zijn van het groeiverhaal van Twente Board. ‘Door The Green Deal komen miljarden vrij en is daarmee enerzijds een groeistrategie, als het gaat groene innovaties en investeringen. Maar tegelijkertijd betekent het ook reductie van CO2.’
Minder?
Zelf gaat Ossewaarde nog een stap verder dan Morel, waar het gaat om diens verhaal over grenzen aan de groei. ‘We hebben ’t te weinig gehad over de vraag of we met z’n allen genoegen moeten nemen met minder. Zijn we bereid en in staat om niet langer mobiel te zijn, de verwarming op 12 te zetten?’ Dit soort vragen brengt Ossewaarde tot de (filosofische) kernvragen: ‘Welke leefstijl hebben we in Twente? Waar willen we afscheid van nemen? En is de Twentse identiteit duurzaam?’
Hoe tegenstrijdig de verhalen van Leurs en Morel op het eerste oog ook lijken, Ossewaarde ziet wel degelijk mogelijkheden om tot één, breed gedragen, verhaal over de toekomst van Twente te komen. ‘De vraag is: wie jaagt het aan. En uit naam van wie?’
(Transitie landbouw, donderdag 14 april, Oale Roadhoes, Tubbergen)
‘Boer moet zelf weer aan ’t roer’
‘Het is nu de tijd voor boeren om zelf weer aan het roer te komen.’ Die hartenkreet van een gemeentelijk beleidsmedewerker vond veel weerklank tijdens de bijeenkomst over de toekomst van de landbouw in het kader van de serie Panorama Twente 2050. Om een beeld te krijgen waar boeren mee worstelen begon de beleidsmedewerker met gesprekken aan de keukentafel. Waarbij ze ontdekte dat boeren ‘helemaal lamgeslagen’ zijn, maar ook blij dat er echt naar hen wordt geluisterd. ‘De boer wil wel weer zelf aan het roer, maar heeft geen idee hoe hij dat moet doen.’Na de individuele keukentafelgesprekken spoorde de beleidsmedewerker boeren aan om met elkaar in gesprek te gaan om ervaringen te delen. ‘Dat werkte fantastisch. Voor mij was dat de bevestiging dat boeren het op deze manier samen moeten doen. Als dit een beweging wordt, heb ik er wel vertrouwen in dat het goed komt.’
Moderator van de bijeenkomst, Heleen Lansink, wees er op dat het essentieel is, dat dit soort processen wordt gefaciliteerd (financieel of anderszins) door overheden. Lansink, zelf melkveehoudster en als ‘agro-influencer’ aanjager van de dialoog aan de basis, is een groot voorstander van keukentafelgesprekken op kleine schaal. ‘Laat boeren met elkaar in gesprek gaan, maar ook met andere belanghebbenden. Maak zichtbaar wat er leeft. Te beginnen in kleine gebieden.’ Op deze manier zou de dialoog zich als een olievlek kunnen uitbreiden. Bijvoorbeeld middels een knooppuntensysteem.
Perspectief
De hartenkreet van de gemeentelijk beleidsmedewerker en de discussie die daarop volgde, maakte eens te meer duidelijk dat boeren snakken naar perspectief. Een stip aan de horizon, waarbij de overheid duidelijke kaders aangeeft: wat kan wel en wat kan niet. Inleider Alex Datema zei het zo: ‘Het wordt tijd, dat de overheid afspraken na komt. Dat mag wel eens na 30 jaar.’ Datema is melkveehouder in Groningen (met 70 ha. grasland, waarvan 15 ha. weidevogelbeheer) en voorzitter van BoerenNatuur. Hij illustreerde het gebrek aan duidelijkheid voor boeren treffend door in zijn Powerpointpresentatie de pagina ‘Perspectief’ demonstratief leeg te laten.
Nu de overheid en de politiek het vooralsnog laten afweten waar het gaat om het bieden van een duidelijk perspectief is het volgens Alex Datema des te urgenter voor boeren om zelf keuzes te maken. ‘Je kunt de transitie van de landbouw ook als een uitdaging zien, niet alleen als een probleem. We hebben nu een unieke kans om de noodzakelijke veranderingen zelf vorm te geven. En als er ergens een plek is waar dat kan, dan is het wel Twente.’
Keuzes maken
Voorwaarde bij dit alles is volgens Datema wel dat de overheid het beschikbare geld (een fonds van 25 miljard, plus nog eens 35 miljard voor klimaat) inzet om boeren perspectief te bieden. ‘Dat betekent dat het overgrote deel van dat geld moet worden geïnvesteerd in boeren die verder willen. Dus niet in boeren, die willen stoppen!’
Wanneer de (financiële) kaders duidelijk zijn, kunnen boeren volgens Datema ook zelf beter keuzes maken voor de toekomst. Waarbij dan antwoord moeten worden gegeven op de volgende vragen:
· Op welke plek ben ik boer?
· Geeft die plek de mogelijkheid om mijn ambities waar te maken?
· Wees realistisch in de beperkingen of mogelijkheden die een bepaalde plek jou biedt
· Kies een strategie voor de toekomst en voer die consequent uit.
Belangrijkste randvoorwaarde voor boeren om die keuzes te kunnen maken – daar zijn Alex Datema en Heleen Lansink het hartgrondig over eens – is dat ‘zachte waarden worden vertaald in harde euro’s’. Anders gezegd: dat boeren een reële beloning krijgen voor natuuronderhoud en –behoud. Of, zoals een boer in de zaal het verwoordde: ‘Ik wil een deel van de toeristenbelasting omdat ik een houtwal onderhoud.’
Initiatief nemen
In het spanningsveld van natuurinclusief boeren versus landbouwinclusieve natuur wordt er veel gevraagd van boeren. Heleen Lansink: ‘Het moet allemaal anders dan we generaties lang hebben gedaan.’ Niettemin vindt zij het mét Alex Datema dat boeren niet te afwachtend moeten zijn en zelf het initiatief moeten nemen. Datema: ’We moeten ons niet te afhankelijk maken van de overheid.’ Tegelijkertijd waarschuwde hij ook dat boeren ook realistisch moeten zijn. ‘CO2-uitstoot en natuur-inclusief boeren gaat nu eenmaal niet zo goed samen! Keuzes maken begint altijd bij jezelf. Op welke plek kan iets wel of kan iets niet.’
Korte Keten
Ook uit de bijdrage van Koen olde Hanter, grondlegger van het winkelconcept Aanstreekelijk en dealmaker Korte Keten voor de Provincie Overijssel, bleek duidelijk dat veel boeren op zoek moeten naar een ander verdienmodel. Desgevraagd zei hij te verwachten dat in 2050 in deze regio niet meer dan 30 procent lokaal voedsel kan worden afgezet. Nu is dat nog 4 procent. Dat betekent, volgens Alex Datema, dat boeren het met streekproducten alleen niet redden. ‘Daar moet dus een ander verdienmodel naast worden ontwikkeld.’
Olde Hanter is er van overtuigd dat er met ‘gemengde activiteiten’ voor boeren mooie dingen mogelijk zijn. Op kleine schaal gebeurt dat nu ook al. Zo levert de Lonneker Molen alleen maar meel voor de korte keten en staan er op de menukaart van het Lovely Local Restaurant in Enschede enkel gerechten met producten uit deze streek. Bovendien heeft Olde Hanter inmiddels met elf van de veertien Twentse gemeenten een deal gesloten over de afname van lokaal geproduceerd voedsel. Maar dat zijn kleine stapjes op het lastige pad van de korte keten. Olde Hanter: ‘Het gaat om keuzes maken. Dat is niet altijd makkelijk. Met name als het gaat om grotere afnemers als supermarkten, bedrijfskantines en ziekenhuizen.’ Alex Datema vult aan: ‘Er wordt dan vaak gekozen voor het goedkoopste, niet voor kwaliteit. Er moet gesleuteld worden aan het hele voedselsysteem.’
Niet gemakkelijk
En dat is nog niet zo gemakkelijk ondervindt Koen olde Hanter als dealmaker Korte Keten. ‘Bij een grote supermarkt heb je als consument geen idee waar een product vandaan komt, wie het gemaakt heeft, maar ook niet waar het geld dat je er als consument voor betaalt terecht komt. Een supermarkt heeft er geen enkel belang bij om dat systeem te veranderen.’ Het grote voordeel van het produceren voor de korte keten is volgens Olde Hanter dat het geld in de regio blijft. ‘Een euro wordt dan drie, vier, vijf keer uitgegeven. Bovendien brengt lokaal voedsel boeren en burgers dichter bij elkaar.’
Scherpe keuzes
Om het systeem van de voedselketen fundamenteel te veranderen zijn niet alleen scherpe keuzes van producenten en tussenhandel nodig, maar zeker ook van de consument. Is de consument niet alleen bereid, maar ook in staat om iets meer te betalen voor producten van betere kwaliteit uit de eigen streek? Hier is waarschijnlijk toch een helpende/sturende hand van de overheid/politiek nodig. Alex Datema: ‘Nu zie je dat in arme wijken vaak goedkoop en minder gezond voedsel wordt aangeboden, terwijl in dure wijken het dure en kwalitatief betere voedsel in de winkels ligt.’ Koen olde Hanter: ‘Omdat er zoveel lagen in het systeem zitten, is het heel lastig om dingen te veranderen. Van het eten in ziekenhuizen, bijvoorbeeld, word je vaak niet blij. Dat komt omdat er meestal meer naar de prijs wordt gekeken dan naar de kwaliteit. Terwijl wetenschappelijk is aangetoond dat mensen beter worden van goed voedsel. Toch ben ik er van overtuigd dat het uiteindelijk wel gaat lukken met lokaal voedsel. Waar een wil is, is een weg.’
(Ruimtelijke inrichting, donderdag 12 mei, Stadslab Almelo)
Inrichting schaarse ruimte vergt integrale aanpak
‘Geef gas, maar nooit op één gaspedaal!’ Aldus vatte inleider Theo de Bruijn tijdens de bijeenkomst over de ruimtelijke inrichting kernachtig samen voor welke opgave Twente de komende decennia staat als het gaat om woningbouw en stedelijke- en plattelandsontwikkeling. De Bruijn, lector Duurzame Leefomgeving Saxion Hogeschool en directeur Stedenbouw IAA Architecten, maakte duidelijk dat bouwen en wonen meer dan ooit een integrale aanpak vergt.‘Het perspectief is op dit moment totaal anders dan pakweg zes jaar geleden. Toen was het schrappen, nu: bouwen, bouwen, bouwen.’ Probleem daarbij is volgens De Bruijn dat een ‘echte’ circulaire economie nog geen gemeengoed is. ‘We gaan wel grote woningbouwprojecten ontwikkelen, maar die zijn niet circulair. Ik ben bang dat we onszelf voorbij rennen.’ Omdat technische innovaties vaak sneller gaan dan sociale, economische of politieke verandering pleitte De Bruijn ervoor om vooral in te zetten op dat laatste. Zijn waarschuwing: 'Staar je niet blind op het aantal te bouwen woningen.’
Volgens De Bruijn ademt de Regionale Woonagenda weliswaar ‘integraliteit’, maar is het in de praktijk een ‘wankel bouwwerk’ omdat de verschillende onderdelen onvoldoende op elkaar worden afgestemd.
Grote uitdaging
Om tot de noodzakelijke integrale aanpak te komen bij het bouwen en wonen, is volgens De Bruijn de grote uitdaging om de verschillende elementen als circulariteit, klimaat, energie, maar ook demografische factoren als diversiteit en flexibiliteit te combineren. Alleen dan is het mogelijk een toekomstbestendige woningmarkt te realiseren voor iedereen, met een duurzaam en circulair woningbestand in een toekomstbestendige leefomgeving met sterke steden en vitale kernen in het buitengebied. Het sturen op een integrale aanpak, in plaats van op de eenzijdige mantra bouwen, bouwen, bouwen, noemde De Bruyn een ‘sombere, maar uitdagende boodschap’. Pessimistisch is hij overigens niet. Al was het maar omdat hij, sinds hij zich hier zo’n 30 jaar geleden vestigde, ‘verliefd is geworden’ op Twente. ‘Stad en streek vormen bij elkaar een uitstekende leefwereld van buitengewone kwaliteit. Het gaat er om deze te behouden en te versterken.’
Regie nodig
Om een integrale aanpak van de opgaven op het gebied van bouwen, wonen en ruimtelijke inrichting succesvol te laten verlopen is volgens De Bruijn regie van overheden nodig. ‘Nu wordt er gestuurd met te zachte instrumenten. Tijdens de coronacrisis hebben we gezien dat er ook krachtige beleidsbeslissingen genomen kunnen worden.’ Die sturing is er op provinciaal niveau wel degelijk, zo betoogde inleider Bart Parmet, directeur Strategie van de provincie Overijssel. Op dit moment wordt er gewerkt aan de actualisering van de provinciale Omgevingsvisie Overijssel. Een ‘work in progress’ volgens Parmet, waarin gemeenten ook een inbreng hebben. Voor de inwoners komt er dit jaar nog een eigen inspraaktraject.
Sturing en samenhang
De Omgevingsvisie, die in 2023 gereed is, moet er voor zorgen dat er meer sturing en samenhang in de aanpak van de grote opgaven waar ook Twente voor staat als het gaat om de ruimtelijke inrichting. Kernpunt uit de visie
is dat de gesteldheid van de bodem en het water bepalen waar ruimte is voor welke bedrijvigheid, zoals landbouw en voedselproductie mag plaatsvinden. Vanuit die insteek zal de provincie regels vaststellen/uitvoeren en regie voeren
bij de invulling van de schaarse ruimte. Bij de ruimtelijke inrichting gaat het niet alleen om stedelijke en plattelandsontwikkeling, woningbouw, landbouw in relatie tot natuurbehoud/herstel, maar ook om verbindingen/infrastructuur. Waarbij ook nadrukkelijk over de grens wordt gekeken. Zo staat volgens Bart Parmet het doortrekken van de treinverbinding Zwolle-Twente-Mà¼nster hoog op de agenda.
Vertrouwen laag
Probleem bij het vinden van draagvlak onder de bevolking voor de opgaven waar de regio voor staat is volgens moderator Michael Sijbom, directeur van Landschap Overijssel, dat het vertrouwen in de overheid laag is. Bart Parmet geeft aan dat ‘het samenspel tussen overheid en burgers opnieuw moet worden uitgevonden’. Het midden wordt naar zijn zeggen steeds kleiner. ‘We moeten op zoek naar de middengroep, die je niet zo vaak hoort.’ Terug naar de menselijke maat, middels individuele gesprekken. Theo de Bruijn beaamt dat er meer bewustwording nodig is. Niet alleen bij bestuurders en politici, maar zeker ook bij de burgers. De Bruijn heeft de indruk dat de gemiddelde burger nog (te) weinig ‘gevoel en beleving’ heeft bij de grote opgaven waar de regio voor staat. Het onderwijs zou naar zijn mening een rol kunnen spelen bij het vergroten van de bewustwording.
Strijdige belangen
Waar Bart Parmet een belangrijke sturende rol voor de overheid ziet weggelegd, door doelen en kaders te stellen, meent Theo de Bruijn dat de overheid ‘niet alles kan bedenken’. Michael Sijbom kan zich wel vinden in het ‘model’ dat de overheid de kaders stelt en de samenleving de uitvoering invult. ‘Maar de samenleving is het ook al niet eens over de kaders!’ Wat de reactie uit de zaal uitlokt dat er sprake is van enorme strijdige belangen, bijvoorbeeld waar het gaat om de transitie van de landbouw.
Niet wat, maar hoe
Op de vraag van moderator Sijbom hoe er in dit proces voor regie kan worden gezorgd, laat Parmet weten vooralsnog geen meerwaarde te zien in een Panorama Twente 2050. ‘Het gaat om de uitwerking van beleidsplannen.
Dus niet zozeer om wat er moet gebeuren, maar hoe we dat met elkaar bereiken.’
Theo de Bruijn heeft zo z’n twijfels of alles via wetten en regels moet worden afgedwongen. Vanuit de zaal komt de vraag wanneer het ‘stapelen van wetgeving’ gaat ophouden. Juridische strijd is een heilloze weg. De Bruijn denkt dat er wel degelijk behoefte is aan een stip op de horizon op Twents niveau. Een duidelijk doel voor de toekomst, waar in gezamenlijkheid naar toe gewerkt kan worden. Hij ziet dat er op Twentse schaal al heel veel wordt samengewerkt om de opgaven waar de regio voor staat aan te pakken.
‘Wat wij willen’
Kernvraag vanuit de zaal aan de inleiders aan het slot van deze bijeenkomst: Denken jullie dat de overheid voldoende in staat is om participatie van burgers te organiseren? Bart Parmet antwoordt voorzichtig en formeel. ‘De provincie Overijssel probeert dit actief te ontwikkelen. We blijven altijd leren.’ Theo de Bruijn praat met minder meel in de mond: ‘De overheid moet alleen maar uitvoeren wat wij willen!’
(Energietransitie, donderdag 2 juni, De Wethouder, Denekamp)
‘We willen ’t misschien niet,
maar we zullen wel moeten’
Bij alle grote opgaven waar Twente de komende decennia voor staat, lijkt de stem van de inwoners vooralsnog het meest concreet door te klinken bij de energietransitie. Die conclusie kan worden getrokken na de vierde bijeenkomst in het kader van de serie Panorama Twente 2050 op 2 juni in Denekamp. Tijdens die bijeenkomst liet projectleider participatie en lokaal eigendom, Willem Wijnen, er geen misverstand over bestaan dat het de RES Twente ernst is met het betrekken van ‘de omgeving’ bij de energietransitie.Na afsluiting van het eerste traject van de Regionale Energie Strategie Twente (RES 1.0), waarbij de 14 Twentse gemeenten zich in meer of mindere mate hebben gecommitteerd aan de gestelde doelen, zijn er concrete procesafspraken gemaakt om de burger daadwerkelijk een stem te geven op weg naar de RES Twente 2.0. Dit, volgens Willem Wijnen, vanuit het besef dat maatschappelijke acceptie een voorwaarde is om de gestelde doelen te halen. Die doelen, zo maakte Wijnen duidelijk, liggen vast: het duurzaam opwekken van 1,5 TWh elektriciteit, de ontwikkeling van Twente als warmteregio en het realiseren van 49 procent minder CO2 in 2030. Voorzitter Louis Koopman van de RES Twente onderstreepte nog eens dat het creëren van draagvlak de belangrijkste les is, die is geleerd in het tot nu toe afgelegde traject van de energietransitie. ‘We moeten het echt samen doen, in de driehoek: samenleving, markt, bestuurders. Anders redden we het niet.’
Burgerberaad
Willem Wijnen benadrukte dat de ‘stem van de burger’ in dit proces zwaarwegend is, maar niet doorslaggevend. Uiteindelijk beslissen de (gemeente)bestuurders (mede) op basis van de uitkomsten van een Twents Burgerberaad; een advies dat niet bindend is. Onder meer een ‘meedenktank’ en een Twents Energie Forum moeten een open en eerlijke dialoog mogelijk maken, op basis waarvan de ‘omgeving’ een gedegen advies kan uitbrengen. Belangrijke uitgangspunten bij het Burgerberaad van de RES zijn volgens Wijnen de representativiteit ervan en ‘echt contact’ tussen bestuurders/beslissers en stakeholders/inwoners. Verder wordt een gedegen wetenschappelijke onderbouwing van het uiteindelijke advies van het Burgerberaad van groot belang geacht. Daartoe kan onder meer een beroep worden gedaan op de kennis en kunde van de Universiteit Twente. Dit najaar zullen de eerste concrete acties worden ondernomen in dit proces. Begin volgend jaar staat een digitale peiling over de energietransitie onder de Twentse bevolking op het programma. Willem Wijnen maakte eens te meer duidelijk dat het in deze fase van de energietransitie niet gaat om de vraag of er iets moet gebeuren, maar ‘hoe en waar’.
‘Op z’n kop’
Prof. Dr. Johann Hurink, hoogleraar mathematische besliskunde aan de UT, is een deskundige wiens ‘hulp’ kan worden ingeroepen door het Burgerberaad van de RES. Hurink richt zich in zijn wetenschappelijke onderzoek vooral op slimme netwerken die ons van energie kunnen voorzien. Tijdens de bijeenkomst in Denekamp stelde hij zonder omwegen dat de energievoorziening volledig ‘op z’n kop’ moet. ‘Het is nu top down en het moet bottom up!’
Volgens Hurink dreigen we de controle te verliezen bij de overschakeling naar hernieuwbare bronnen, nu we binnen een beperkte tijd van het gas af moeten. ‘Dat betekent, dat we in heel korte tijd van een systeem af moeten dat heel langzaam is gegroeid.’ Hurink schetste niet bepaald een vrolijk beeld. Nu al is de capaciteit van het electriciteitsnet volgens hem onvoldoende en worstelen individuele consumenten met vragen als: wanneer laad ik m’n auto op en hoe verwarm ik mijn huis?’ Hurink zei te verwachten dat elke woning binnen 10 jaar een home energy management system heeft. En dat je iets met stroom moet doen op de plek waar je die opwekt, om capaciteitsproblemen op het net te voorkomen.
Hurink zei Willem Wijnen na dat de of-vraag in het energietransitiedebat niet meer aan de orde is. ‘We willen ’t misschien niet, maar we zullen wel moeten. Nederland loopt al een stukje achter in de energietransitie. Wie zegt: dit of dat wil ik niet, zal moeten zeggen wat dan wel!’ Het betoog van Hurink werd van harte onderschreven door RES-voorzitter Louis Koopman. ‘De wetenschap moet door onderzoek en innovatie het voortouw nemen.’
‘Lokaal eigendom’
Belangrijke pijler voor de RES bij het creëren van draagvlak voor de energietransitie is het uitgangspunt dat tenminste 50 procent van de opbrengst van duurzaam opgewekte energie ‘lokaal eigendom’ blijft, waaraan gemeenten zelf invulling kunnen geven. De RES Twente heeft gemeenten daarvoor handvatten gegeven in samenspraak met de Lokale Energie Initiatieven Twente (LEIT). Louis Koopman illustreerde tijdens de bijeenkomst met een praktijkvoorbeeld hoe deze regeling werkt. In de gemeente Twenterand is op een afgewaardeerd industrieterrein van 17 hectare een veld met zonnepanelen gerealiseerd, dat 850.000 euro per jaar oplevert. Daarvan gaat 350.000 euro in een duurzaamheidsfonds. ‘Een jubelmomentje!’, aldus Koopman.
‘Duurzaam nutsbedrijf’
Als een ‘duurzaam nutsbedrijf’, zo omschreef bestuurslid Ruud Mulder tijdens bijeenkomst de Coöperatie Energie Enschede. Doelstelling van deze zes jaar geleden door vrijwilligers opgerichte coöperatie: duurzame energie leveren tegen een goede prijs. Inmiddels kent de coöperatie een kleine 600 leden en worden 4500 inwoners van Enschede van duurzaam opgewekte stroom voorzien. Onlangs werd op de stal van een melkveebedrijf het 10.000ste zonnepaneel geplaatst. Intussen zijn er nog ambities te over bij Energie Enschede. ‘We kijken steeds naar nieuwe mogelijkheden’, zegt Ruud Mulder, die 12 jaar geleden zijn ICT-bedrijf verkocht en sindsdien als ‘milieuridder’ door het leven gaat. Er wordt nu gekeken naar de mogelijkheden voor de realisering van een zonnepark van respectievelijk 35 en 10 hectare, plus nog eens 15 hectare drijvende panelen. Ook zijn er plannen voor drie windturbines. Mulder: ‘Maar de energietransitie is een moeizaam proces. We liggen stil op dit moment, ook op het gebied van windenergie. We zouden graag optrekken met de gemeente, maar dat is ook moeizaam. Als er verkiezingen zijn, dan ligt daar ook alles stil.’
Bewustwording
Dat er nu 20 procent minder subsidie is voor lokale energiecoöperaties, weerhoudt Energie Enschede er niet van om te blijven werken aan bewustwording. Ook in het buitengebied van de gemeente Enschede. Er is intensief overleg met de zeven Buurtkringen om te kijken hoe zaken betreffende de energievoorziening beter op elkaar kunnen worden afgestemd. Mulder: ‘In de gesprekken die je dan met elkaar hebt, merk je dat mensen anders gaan nadenken over de energietransitie. Als mensen dan vragen: Is het nodig? Dan kun je zeggen: Ja, het is nodig!
(Democratische vernieuwing, donderdag 16 juni, Grolsch Veste, Enschede)
Het Systeem radicaal omverwerpen
of ‘liefdevol laten leeglopen’?
Een zandbak waarin kinderen kris kras door elkaar aan het spelen en ravotten zijn. Dat is voor Joop Hofman – vanuit de Rode Wouw al jarenlang in België en Nederland aanjager van gebiedsgerichte projecten vanuit de bewoners – de ideale voedingsbodem voor wat in overheids- en ambtenarenkringen ‘participatie’ wordt genoemd. Als inleider van de Panorama Twente 2050-bijeenkomst over democratische vernieuwing in de Grolsch Veste noemt Hofman het liever ‘het organiseren van samenspel’. En in dat proces mag het er, net als in die zandbak met ravottende kinderen, wat hem betreft best een beetje ‘chaotisch en rommelig’ aan toe gaan. Sterker nog, moet dat proces juist niet te gestructureerd verlopen omdat de beste en mooiste mooiste ideeën en plannen ‘tussen de linies’ ontstaan, in informele gesprekken tijdens de pauzes.Joop Hofman wond er tijdens de bijeenkomst geen doekjes om: bij deze benadering van inspraak en medezeggenschap van burgers de ‘systemen’ van de overheid vaak ‘in de weg zitten’. Verwijzend naar onderzoeker René Cuperes van Instituut Clingendaal stelde Hofman raadsleden en bestuurders vooralsnog geen passend antwoord hebben op de toenemende vraag van mondige burgers om meer zelfredzaamheid en meer zelfbestuur. Cuperus zei daarover: ‘Bestuurders en politici accepteren burgerparticipatie zolang het niet over hun macht gaat.’
Potentieel of probleem?
Volgens Joop Hofman is het in principe heel simpel om participatie ‘van onderop’ te organiseren. ‘Ga naar buiten, de wijk in, bel aan. Want het verhaal van die mensen, dat is relevant. En vraag dan aan die mensen: hoe kunnen we jouw verhaal verder brengen? Dat gebeurt te weinig.’ De vraag die overheden zich volgens Hofman moeten stellen is: Benaderen we mensen als een potentieel of als een probleem? Vaak gebeurt het laatste. ‘We gaan een vraag ophalen in de wijk, wordt er dan gezegd. Dat moet wettelijk verboden worden! We moeten antwoorden ophalen uit de wijk, relevantie ophalen. Beschouw bewoners als makers. Ik wil als bewoner van een wijk helemaal geen doelgroep zijn van de gemeente!’
Burgerperspectief
Onder verwijzing van het boek De menselijke staat van Kim Putters (tot voor kort directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau), stelde Hofman dat het burgerperspectief in het overheidsbeleid node wordt gemist. ‘Er is meer burgerperspectief nodig als iedereen volwaardig en zinvol mee moet kunnen doen, ook als daar soms hulp en ondersteuning bij nodig is’, schrijft Putters onder meer in zijn boek.
Om zijn slogan Hoe dan? Doe dan! Kracht bij te zetten, sloot Joop Hofman zijn betoog af met een gedicht van Goethe. De laatst twee regels daaruit:
Wat u ook kunt doen, of denkt dat u kunt doen,
begin er aan.
In durf liggen genialiteit, kracht en magie
besloten.
’n Beetje democratisch?
Marije van den Berg – oud-gemeenteraadslid, dat onderzoek doet naar, schrijft over en werkt aan de kwaliteit van het lokale bestuur – begon haar inleiding met de prikkelende vraag of ’t in Twente ‘nog ’n beetje democratisch’ is. Dat leverde vanuit de zaal, met de nodige ambtenaren en gemeenteraadsleden, geen onverdeeld positieve reacties op. Daarbij vielen termen als ‘machtsmisbruik’, ‘veel mensen stemmen niet’ en (van een raadslid) ‘met compassie begonnen, met cynisme geëindigd’. Maar er vielen ook wel optimistisch stemmende geluiden te beluisteren over ‘heel benaderbare raadsleden’ en de noodzaak van ‘de juiste taal en de juiste schaal’ en ‘democratie is voor mij mee doen, dat betekent dat je zelf dan ook echt mee moet doen’.
Burgerparticipatie
De volgende vraag, die Marije van den Berg de aanwezigen voorhield: Als we gaan ‘knutselen’ aan het huidige democratische systeem, hoe wordt het er dan beter op? Er is volgens haar in elk geval meer nodig dan de obligate ‘participatieparagraaf’ in beleidsstukken van de overheid. ‘We moeten komen tot een iets preciezere omschrijving van burgerparticipatie. We moeten een democratische bril opzetten.’ Dat betekent dat we onszelf vragen over het democratisch proces moeten stellen als: kan het diverser en transparanter, levert het betere gesprekken op, is de zeggenschap op orde en is het niet alleen voor vergadertijgers?
Kernvraag voor Marije van den Berg: Versterkt het democratisch proces onze gemeenschap, of versterkt het de gemeente?
Het Systeem
In de discussie met de zaal viel met enige regelmaat de term Het Systeem, waarmee werd gedoeld op de (machts)verhoudingen binnen het huidige democratische bestel. Joop Hofman, bijvoorbeeld, zei dat Het Systeem moeite heeft te dealen met het toenemende aantal burgerinitiatieven en – collectieven. Door Marije van den Berg aangeduid als de ‘humuslaag’ van waaruit ‘dingen beter kunnen worden geknutseld’.
Op de vraag vanuit de zaal wie dan de norm bepaalt wat goed is voor de gemeenschap wanneer Het Systeem op de schop gaat, kwam geen eenduidig antwoord. Wel ontstond een levendige discussie over de opmerking dat er toch wel bepaalde kaders moeten worden gesteld bij burgerparticipatie in de ‘zandbak’ van Joop Hofman. Die er bij bleef dat het ‘de kunst is wel zoveel mogelijk vrijheid te bieden’. Waarop er vanuit de zaal de volgende reactie kwam: ‘Elke zandbak heeft ook een kader, anders wordt het een woestijn!’
Wantrouwen en succesverhalen
Vanzelfsprekend kwam ook het wantrouwen in de politiek ter sprake. En in het verlengde daarvan het gemis aan succesverhalen, waaruit blijkt dat het anders kan, waarmee dat vertrouwen kan worden teruggewonnen. Desgevraagd kwam Joop Hofman daarop met een succesverhaal. ‘In Hengelo hebben we binnen vijf maanden het probleem van de herinrichting van het Marktplein opgelost, dat daarvoor al 25 jaar had gespeeld.’
Een voormalig gemeenteambtenaar zei zich met terugwerkende kracht te schamen voor zijn rol in Het Systeem. Inmiddels is hij tot het inzicht gekomen dat het systeem in stand werd gehouden door de positie van bestuurders, met macht. ‘Maar die macht begint af te brokkelen. In het veranderingsproces kunnen gemeenteraden zich laten helpen door burgerparticipatie.
Stip op de stoep
Te midden van de vele gematigde suggesties voor verandering van Het Systeem klonk tijdens de bijeenkomst ook één oproep tot een ‘radicale omwenteling’. Dat ging in elk geval Marije van den Berg te ver. ‘Ik ben er een voorstander van de bestuurlijke bubbel liefdevol te laten leeglopen.’ Joop Hofman toonde zich een voorstander van kleine stapjes als gebiedsgerichte projecten op basis van burgerparticipatie. ‘Geen stip op de horizon, maar een stip op de stoep.’