Altisalja: Een Olden Zaal met eigen rechten
Altisalja ontwaakt uit de vergetelheid als we ons verdiepen in de rijke geschiedenis van Oldenzaal. Deze eeuwenoude stad, die haar oorsprong vindt in geschriften uit de 7de eeuw, draagt de oorspronkelijke naam Altisalja. Door de tijd heen heeft de stad verschillende namen aangenomen, waaronder Aldenselen en Oldensele. De betekenis van Oldenzaal, "oude zaal", verwijst naar een groots gebouw dat toebehoorde aan een koning die hier regelmatig vertoefde.
Oldenzaal, als een prominente plaats in Twente, verwierf al in 1049 het voorrecht van keizerlijke erkenning voor een eigen weekmarkt. Later kregen de inwoners ook toestemming om jaarlijks een jaarmarkt te organiseren. Deze markten, van onschatbare waarde in de Middeleeuwen, trokken handelaren en bezoekers uit alle hoeken, wat de stad een bloeiend centrum van bedrijvigheid maakte.
In 1296 zette bisschop Johannes van Utrecht Oldenzaal op de kaart als een heuse stad door haar stadsrechten te schenken. Dit betekende dat de heersers van Oldenzaal hun eigen regels mochten opstellen, de stad zelf ongehoorzame burgers kon straffen en zelfs stadsmuren mocht oprichten ter bescherming. Uiteraard kwam dit niet zonder tegenprestatie; de stad diende jaarlijks een financiële bijdrage aan de bisschop te leveren.
Và³à³r de Tachtigjarige Oorlog pronkte Oldenzaal als een onwrikbaar bastion van het katholicisme, en wonder boven wonder, die status hield stand door de eeuwen heen. Natuurlijk, in de nasleep van de oorlog moesten veel katholieke praktijken in het geniep plaatsvinden, maar uiteindelijk triomfeerde het katholicisme. De stad ontsnapte aan de razernij van een beeldenstorm, en toen Prins Maurits zich na de belegering van 1597 uit Oldenzaal terugtrok, ontketende de stad meteen een feestelijke, bijna carnavaleske processie om de overwinning te vieren.
Zo evolueerde Altisalja door de eeuwen heen van een oude zaal naar een levendige stad met markten die haar kloppend hart vormden. De erkenning als stad bracht niet alleen privileges maar ook verplichtingen, die Oldenzaal met trots en toewijding omarmde in haar voortdurende reis door de tijd.
Oldenzaal, als een prominente plaats in Twente, verwierf al in 1049 het voorrecht van keizerlijke erkenning voor een eigen weekmarkt. Later kregen de inwoners ook toestemming om jaarlijks een jaarmarkt te organiseren. Deze markten, van onschatbare waarde in de Middeleeuwen, trokken handelaren en bezoekers uit alle hoeken, wat de stad een bloeiend centrum van bedrijvigheid maakte.
In 1296 zette bisschop Johannes van Utrecht Oldenzaal op de kaart als een heuse stad door haar stadsrechten te schenken. Dit betekende dat de heersers van Oldenzaal hun eigen regels mochten opstellen, de stad zelf ongehoorzame burgers kon straffen en zelfs stadsmuren mocht oprichten ter bescherming. Uiteraard kwam dit niet zonder tegenprestatie; de stad diende jaarlijks een financiële bijdrage aan de bisschop te leveren.
Và³à³r de Tachtigjarige Oorlog pronkte Oldenzaal als een onwrikbaar bastion van het katholicisme, en wonder boven wonder, die status hield stand door de eeuwen heen. Natuurlijk, in de nasleep van de oorlog moesten veel katholieke praktijken in het geniep plaatsvinden, maar uiteindelijk triomfeerde het katholicisme. De stad ontsnapte aan de razernij van een beeldenstorm, en toen Prins Maurits zich na de belegering van 1597 uit Oldenzaal terugtrok, ontketende de stad meteen een feestelijke, bijna carnavaleske processie om de overwinning te vieren.
Zo evolueerde Altisalja door de eeuwen heen van een oude zaal naar een levendige stad met markten die haar kloppend hart vormden. De erkenning als stad bracht niet alleen privileges maar ook verplichtingen, die Oldenzaal met trots en toewijding omarmde in haar voortdurende reis door de tijd.