Kunstspiegel

Suze Robertson: Feministe avant la peintre

Peter van der Tol 21 april 2024, 09:43
Nog tot en met 11 juni is in Rijksmuseum Twenthe in Enschede de solotentoonstelling rond het leven en werk van de Italiaanse renaissanceschilder Sofonisba Anguissola te zien. Anguissola is een van de meest getalenteerde portretkunstenaars van de Italiaanse zestiende eeuw. Voor Peter van der Tol aanleiding terug te blikken op de rol van vrouwen in de beeldende kunst door de eeuwen heen.
 
De eerste feministische golf (1870-1920) is lange tijd vergeten. Zelfs Dolle Mina’s uit de jaren zeventig van de vorige eeuw - vernoemd naar feministe Wilhemina Drucker (1847-1925) - wisten niet veel van hun voorgangsters. Dat dit onterecht is weten we nu. De strijd voor vrouwenrechten uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw was fel en dynamisch. Het vrouwenkiesrecht en het recht van vrouwen op onderwijs, werk en een eigen inkomen stonden centraal. En veel thema’s van toen vormen de basis van onze samenleving van nu. In kunstenaarskringen had dit ook grote gevolgen. Vrouwen maakten zich los van rolpatronen.
Aan het einde van de renaissance waren Sofonisba Anguisola en Artemisia Gentileschi de voorvechters. Zij mochten niet zonder escorte mannen schilderen, niet buiten schilderen, geen naakten bestuderen, geen lid worden van de schildersacademie en ga zo door. Door hun afkomst (lagere adel en kunstenaar als vader), hun kwaliteiten en nimmer aflatende doorzettingsvermogen konden zij zich toch, binnen strikte kaders, ontwikkelen en onderscheiden.

Suze Robertson
Rond 1900 was de voedingsbodem beter, maar feitelijk moest er nog veel overwonnen worden. Suze Robertson is zo’n vrouw uit die epoche die zich wist te ontworstelen aan de conventies van die tijd. Ze was niet de enige vrouw die streed voor een eigen plek. Betsy Perk en Mina Kruseman streden voor het recht op zelfbeschikking, werk en opleiding van vrouwen. Aletta Jacobs streed voor kiesrecht en - na een lange en felle strijd - realiseerde zij kort na de eerste wereldoorlog het vrouwenkiesrecht.
Suze Robertson (1855-1922) werd geboren als negende kind in een arm gezin en toen zij 2 was overleed haar moeder. Haar vader was genoodzaakt Suze en haar zusje onder te brengen bij gegoede familie. Dat maakte het voor Suze mogelijk naar kostschool te gaan.

Tekenlerares
Muziek en tekenkunst waren voor haar dé vakken waarin zij haar gevoelens kwijt kon en zonder aarzelen koos zij voor de tekenopleiding. In 1874 mocht zij zich van haar tante laten inschrijven aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Na het behalen van haar middelbare akte tekenen werd zij als tekenlerares aangenomen aan de HBS voor meisjes in Rotterdam. In deze jaren begon zij ook met schilderen. Net als veel andere ambitieuze vrouwelijke schilders in de 19de eeuw kreeg Suze Robertson veel tegenwind. Zij ­reageerde daarop met ­onverzettelijkheid. Toen haar mannelijke leerlingen op de Rotterdamse Academie haar door middel van een open brief in de krant probeerden te weren uit de naaktmodellenklas, gaf ze daar niet aan toe. En toen haar en haar seksegenoten de toegang werd ontzegd tot de leeszaal van de kunstenaarssociëteit, zorgde ze ervoor dat die zaal voor één dagdeel toch toegankelijk bleef voor vrouwen.
 
Eigen stijl
Ze ontwikkelde een geheel eigen stijl en werkwijze. Zonder uitvoerig tekenen ontstond het onderwerp, in grote vlakken, krachtig op het doek gezet met een brede en sterkte penseelvoering. De contouren gemarkeerd in zwarte lijnen, in sobere grondkleuren en tegelijk los in de ruimte staand. Zij zocht haar onderwerpen in het dagelijkse leven van werkende vrouwen uit de boeren- en arbeidersstand en vooral geen geromantiseerde Haagse Schooltaferelen. In 1883 exposeerde zij voor de eerste keer haar werken. Zij waarschuwde echter de organisatoren met de woorden ‘goed, ik zal het doen en met mijn beste werk uitkomen, maar als het een mislukking wordt, dan draagt u de verantwoording; ik was mijn handen in onschuld. Ik heb u gewaarschuwd’. Het publiek kon haar werk niet waarderen. In tegenstelling tot de mede kunstenaars.

Schoonheid in verval
Ook in haar huwelijk vond ze weinig support. Robertsons echtgenoot, de kerkenschilder Bisschop, een man die zo traag als een slak produceerde, vond het maar niks dat zijn vrouw zonder begeleiding naar Brabant ging. Het belette haar niet om te gaan. Daar vond ze nu eenmaal haar onderwerpen. Aan de genres die indertijd geschikt werden geacht voor vrouwen, zoals ­bijvoorbeeld bloemstil­levens, had Robertson een broertje dood. Zij was niet zo van het lief­lijke. Ze leek haar voorkeuren te hebben: hoe ouder of doorleefder, hoe geschikter. Robertson zag schoonheid in het verval of voelde zich er in elk geval toe aangetrokken. Wanneer ze gebouwen schilderde, zoals ze deed in Noordwijk, koos ze vaak panden die rijp waren voor de sloop.
Toen Robertson was neergestreken bij de spinsters in Heeze, was dat ruwe haar handelsmerk. Genrestukken uit die tijd zoals AardappelschillenVrouw aan ’t spoelwiel en Takbreekster zijn donkerder, gloedvoller en contrastrijker dan haar eerdere werk en dat van haar tijdgenoten. Houtsneden van olieverf, dat lijken het. De figuren erop lijken ook van hout, met hun doorleefde koppen en oogkassen donker als die van doodshoofden. Ze zijn doortastend. Ze tonen een sterk vereenvoudigde versie van de wereld. Eén die beklijft in al z’n dik opgebrachte smoezeligheid. Er zijn sterke overeenkomsten met Vincent van Gogh. Het was dat vereenvoudigende en kleurrijke dat aanstormende schilders als Piet Mondriaan en Charley Toorop aantrok in Robertson.
 
Weggeschreven
Het is een welbekende vraag: waarom zijn er geen grote vrouwelijke kunstenaars geweest? Een pijnlijke conclusie dringt zich op in het geval van Suze Robertson: haar magistrale oeuvre is simpelweg weggeschreven. Wellicht omdat ze een vrouw was, wellicht omdat ze niet bekend was in het buitenland (te arm om te reizen), omdat haar oeuvre geheel op zichzelf stond of het werk te vooruitstrevend was voor de conservatieve Nederlandse kunstbeschouwing. Wat de reden ook is geweest, er is geen enkele rechtvaardiging voor het verdwijnen van Suze Robertson uit de kunstgeschiedenis. Gelukkig is ze terug, slechts honderd jaar na haar dood bij een expositie in het Mesdag in Den Haag (haar geboorte en sterfplaats).

Foto: Boerenvrouw, aardappels schillend, 1922, Suze Robertson