Opinie
Even tot hier…
Ben je nu een discussie aan het winnen of een vriendschap aan het verliezen? Ik ben vooral mijn gevoel voor humor aan het kwijtraken.
Het programma ‘Even tot hier’ van de publieke omroep BNNVARA bracht zaterdagavond 15 april met veel ongenuanceerde stellingen het zoveelste stukje stikstofsatire op de Nederlandse tv. Persoonlijk vind ik het niet meer leuk en kan ik er ook niet meer om lachen. Het is de zoveelste beschuldigende vinger naar mijn boerenfamilie als zijnde de enige oorzaak van de slechte staat van onze natuur. Het is de zoveelste baggertweet van een natuuractivist met dictatoriale trekjes. Het is de zoveelste ecoloog met een column die vindt dat mijn familie de vogels en insecten laat uitsterven. Het is het zoveelste rapport over de waterkwaliteit dat vertelt dat mijn familie het drinkwater in gevaar brengt. Het is het zoveelste reclameblok van Wakker Dier dat zegt dat mijn familie dierenbeulen zijn. Ik vind het niet meer leuk en het voelt onrechtvaardig.
Als ook andere waarheden stelselmatig worden genegeerd of belachelijk worden gemaakt stopt het debat. Als het tegengeluid, soms ook in de vorm van satire, niet gezien, gehoord of gemaakt mag worden dan verdwijnt de dialoog. Dan is het voor mij geen humor meer. Dan word ik stil en kijk zwijgzaam verder hoe onder luid applaus het kwetsende gif weer door mijn aderen stroomt. Dan zijn het voor mij even geen grappige cabaretiers maar klasgenootjes van de middelbare school. Die, streetwise als ze waren in de grote stad, mij en mijn dorpsgenoten uitscholden voor domme boer. Ik heb dat nooit begrepen, waarom hebben we een nationaal geaccepteerd scheldwoord als ‘domme boer’, waar tegenwoordig elk woord dat stigmatiseert in de ban wordt gedaan.
Tweederangs burgers
Mijn opa was een ‘domme’ boer, hij had nooit leren lezen en schrijven maar verstond wel de natuur. Hij kon de vogels op grote afstand lezen en het weer voorspellen. Hij was nooit naar school geweest omdat hij mee moest werken op het land. Het ‘Kinderwetje van Van Houten’ uit 1874 mocht dan wel de kinderarbeid in de textielfabrieken verboden hebben, dit gold niet voor de kinderen op het platteland. Die vormden een uitzondering op deze wet, de stad moest immers wel te eten hebben. Ook de later ingevoerde leerplicht kende voor de plattelandskinderen een uitzondering, zij konden thuis gehouden worden om op het land te werken. Het waren tweederangs kinderen waar andere wetten voor golden. Nu wordt hun nageslacht als moreel tweederangs burgers neergezet. Met een goed gevuld reclamebudget wordt iedere dag ongenuanceerd en met halve waarheden mijn familie gedemoniseerd tot dierenbeulen, gifspuiters en natuurvernietigers. Die hoef je niet te vragen, die verplicht je hun land en dieren af te staan.
‘Dom klapvee’
Wat het ‘domme klapvee’ in de studio niet weet is dat de satire voor velen niet over een politicus of de stikstof gaat maar over hen wiens roots in die geschiedenis verborgen ligt. Het gaat over hun familie, over waar zij vandaan komen. Het gaat over hun opa’s en oma’s, het gaat over hun ouders, het gaat over hun broer of zus. Het gaat over mensen die altijd gedaan hebben wat de overheid van hen vroeg. Aangejaagd door alle wet- en regelgeving door de jaren heen. Aangemoedigd door subsidies en onderwezen door de landbouwvoorlichting. Die haar kennis van de Landbouw Universiteit Wageningen, als vlaggenschip van de Nederlandse wetenschap in het buitenland, krijgt aangereikt. Met als één groot maatschappelijk doel: Nooit meer voedselschaarste door wereldwijd zo efficiënt mogelijk te produceren.
De moraliserende elite denkt nu gehoord en gelezen te hebben hoe ze de natuur kunnen verstaan en het weer kunnen voorspellen. Maar het enige dat ze geleerd hebben is zo veel en zo goedkoop mogelijk te consumeren. Om niet alleen ‘even tot hier’ maar vooral ook zover mogelijk van hier te gaan vliegen en te consumeren om ook daar de nog ongerepte natuur te verstoren.
Pauline Ophuis, Deurningen
Het programma ‘Even tot hier’ van de publieke omroep BNNVARA bracht zaterdagavond 15 april met veel ongenuanceerde stellingen het zoveelste stukje stikstofsatire op de Nederlandse tv. Persoonlijk vind ik het niet meer leuk en kan ik er ook niet meer om lachen. Het is de zoveelste beschuldigende vinger naar mijn boerenfamilie als zijnde de enige oorzaak van de slechte staat van onze natuur. Het is de zoveelste baggertweet van een natuuractivist met dictatoriale trekjes. Het is de zoveelste ecoloog met een column die vindt dat mijn familie de vogels en insecten laat uitsterven. Het is het zoveelste rapport over de waterkwaliteit dat vertelt dat mijn familie het drinkwater in gevaar brengt. Het is het zoveelste reclameblok van Wakker Dier dat zegt dat mijn familie dierenbeulen zijn. Ik vind het niet meer leuk en het voelt onrechtvaardig.
Als ook andere waarheden stelselmatig worden genegeerd of belachelijk worden gemaakt stopt het debat. Als het tegengeluid, soms ook in de vorm van satire, niet gezien, gehoord of gemaakt mag worden dan verdwijnt de dialoog. Dan is het voor mij geen humor meer. Dan word ik stil en kijk zwijgzaam verder hoe onder luid applaus het kwetsende gif weer door mijn aderen stroomt. Dan zijn het voor mij even geen grappige cabaretiers maar klasgenootjes van de middelbare school. Die, streetwise als ze waren in de grote stad, mij en mijn dorpsgenoten uitscholden voor domme boer. Ik heb dat nooit begrepen, waarom hebben we een nationaal geaccepteerd scheldwoord als ‘domme boer’, waar tegenwoordig elk woord dat stigmatiseert in de ban wordt gedaan.
Tweederangs burgers
Mijn opa was een ‘domme’ boer, hij had nooit leren lezen en schrijven maar verstond wel de natuur. Hij kon de vogels op grote afstand lezen en het weer voorspellen. Hij was nooit naar school geweest omdat hij mee moest werken op het land. Het ‘Kinderwetje van Van Houten’ uit 1874 mocht dan wel de kinderarbeid in de textielfabrieken verboden hebben, dit gold niet voor de kinderen op het platteland. Die vormden een uitzondering op deze wet, de stad moest immers wel te eten hebben. Ook de later ingevoerde leerplicht kende voor de plattelandskinderen een uitzondering, zij konden thuis gehouden worden om op het land te werken. Het waren tweederangs kinderen waar andere wetten voor golden. Nu wordt hun nageslacht als moreel tweederangs burgers neergezet. Met een goed gevuld reclamebudget wordt iedere dag ongenuanceerd en met halve waarheden mijn familie gedemoniseerd tot dierenbeulen, gifspuiters en natuurvernietigers. Die hoef je niet te vragen, die verplicht je hun land en dieren af te staan.
‘Dom klapvee’
Wat het ‘domme klapvee’ in de studio niet weet is dat de satire voor velen niet over een politicus of de stikstof gaat maar over hen wiens roots in die geschiedenis verborgen ligt. Het gaat over hun familie, over waar zij vandaan komen. Het gaat over hun opa’s en oma’s, het gaat over hun ouders, het gaat over hun broer of zus. Het gaat over mensen die altijd gedaan hebben wat de overheid van hen vroeg. Aangejaagd door alle wet- en regelgeving door de jaren heen. Aangemoedigd door subsidies en onderwezen door de landbouwvoorlichting. Die haar kennis van de Landbouw Universiteit Wageningen, als vlaggenschip van de Nederlandse wetenschap in het buitenland, krijgt aangereikt. Met als één groot maatschappelijk doel: Nooit meer voedselschaarste door wereldwijd zo efficiënt mogelijk te produceren.
De moraliserende elite denkt nu gehoord en gelezen te hebben hoe ze de natuur kunnen verstaan en het weer kunnen voorspellen. Maar het enige dat ze geleerd hebben is zo veel en zo goedkoop mogelijk te consumeren. Om niet alleen ‘even tot hier’ maar vooral ook zover mogelijk van hier te gaan vliegen en te consumeren om ook daar de nog ongerepte natuur te verstoren.
Pauline Ophuis, Deurningen