Tussen de linies

Il Campionissimo

Tom Luttikhuis 21 juni 2024, 07:29
Zomer 1952. Zeventig jaar voordat bocht zeven volgepakt staat met zich als peuters gedragende volwassen mannen, die uitgedost in leeuwenpakken en provinciebanieren dragend schreeuwend hun walm van lauwe pils uitwasemen in de kletsnatte, rood aanlopende hoofden van beroepscoureurs, was de Alpe d’Huez gewoon een berg.

Het enige dat het speciaal maakte dat jaar, 1952, was het feit dat de Tour voor het eerst in haar historie, niet na een afdaling, maar na een beklimming een etappebesluit zou kennen. De haarspeldbochten waren veelal leeg. Publiek was er zeker, maar het handjevol had zich bij de eindstreep verzameld.

Hadden ze maar zes kilometer lager gestaan, want dan hadden ze kunnen zien hoe een Italiaan op een Bianchi besloot zich los te rukken van zijn medevluchter. Zijn haren strak in het vet achterovergekamd, schouders die licht schokten, benen die slechts een stand kenden: malen.

Een gehaktmolen.

De man op de Bianchi had er als kleine jongen vaak achter gestaan. Als slagersknecht bracht hij bestellingen rond in de Piedmonte. Te fiets. Uiteraard. Naar school ging hij niet meer. Studeren? Hoefde niet. Een vak kiezen? Waarom? De jongen had gekozen voor de fiets, maar fietsen ging hem zo natuurlijk af dat het ook zou kunnen dat de fiets hem gekozen had.

Op zijn vijftiende, twee jaar nadat hij stopte met naar school gaan, won hij zijn eerste wedstrijd. Vijf jaar later, in 1940, won hij de Giro. En toen was het oorlog. De jongen werd naar het front in Tunesië gestuurd en krijgsgevangene gemaakt. Toen het eenmaal vrede was stapte hij terug op de fiets. In 1946 werd hij tweede in de Giro. Een jaar later won hij. De jongen was een man geworden en zou in totaal vijf keer de Giro winnen.

Terug naar de zomer van 1952. Terug naar de Alpe d’Huez. De renners begonnen die dag in Lausanne. De totale afstand van de etappe was tweehonderdzesenzestig kilometer. Juist: tweehonderdzesenzestig! Even ter vergelijking: de langste etappe van de Tour van 2022 telt tweehonderdtwintig kilometer. En die was een stuk minder steil. En ging over geasfalteerde wegen. De haarspeldbochten van de Alpe d’Huez waren in 1952 belegd met grind en stof.

En de jongen die de man op de Bianchi was geworden, knarste eroverheen. Bochten tellen deed hij niet. Zijn benen maalden toch wel, eenentwintig bochten hadden er net zo goed tweeënveertig kunnen zijn. Misschien was dat zelfs wel beter geweest: hij legde zijn tegenstanders er namelijk allemaal op. De man op de Bianchi kwam een minuut en twintig tellen voor zijn eerste achtervolger over de meet. Hij kreeg het geel om zijn schouders en maalde het naar Parijs. Het was zijn tweede eindoverwinning in de Tour.

De man op de Bianchi veranderde de wielersport door het op een onevenaarbaar professionele wijze te benaderen. Hij nam soigneurs in dienst, liet de beste mecaniciens zijn fiets behandelen en hield zich op een religieuze wijze aan zijn eet- en trainingsschema.

Het wierp zijn vruchten af, want naast twee Tourzeges en vijf triomfen in de Giro, won hij vijf keer Milaan San Remo, drie keer de Ronde van Lombardije en een keer Parijs Roubaix. Hij vestigde het werelduurrecord en werd wereldkampioen. Zoals gezegd: de fiets koos hem.

Hoewel de man op de Bianchi al op veertigjarige leeftijd stierf aan de gevolgen van malaria, is hij nooit heengegaan. Zijn zege op de Alpe d’Huez was de eerste en ook meteen de mooiste. Hij is Il Campionissimo, de Kampioen der Kampioenen, en zijn naam luidt: Fausto Coppi.