Opinie

Structurele jodenhaat kent in NO Twente lange traditie

Gerard Lage Venterink 21 maart 2024, 08:08
Nadat vorig jaar door mediapublicaties ophef ontstond over het anti-semitische karakter van paasliederen, gezongen tijdens het vlöggeln in Ootmarsum, ging in januari dit jaar de Stichting tot bevordering en instandhouding van de paasgebruiken in het stadje volgens de Twentsche Courant Tubantia ‘morrend’ akkoord met een aanpassing van de teksten. In plaats van ‘Joden’ wordt voortaan ‘mensen’ gezongen. Guus Goorhuis stelde daarop in een opiniestuk in de TC Tubantia dat ‘we hoognodig onze eigen geschiedenis, inclusief onze paasliederen, opnieuw moeten bevragen’. Als organist van de St. Plechelmusbasiliek in Oldenzaal wijzigde Goorhuis in 2002 de tekst van het lied ‘Christus is opgestanden’. Naar eigen zeggen onder het motto ‘achterstallig fatsoen’. Daar is volgens historicus, journalist en publicist Gerard Lage Venterink uit Oldenzaal alle reden toe. Volgens hem kent structurele jodenhaat in Noordoost Twente een lange traditie.
 
 
Wat bij lezing van het opiniestuk van Guus Goorhuis misschien nog het meest verbaast, is dat het inzicht dat die oude liedteksten bij de paasgebruiken echt niet kunnen, zo moeizaam op ons neerdaalt. En dat terwijl structurele jodenhaat in Noordoost-Twente een lange traditie heeft. Iets wat je bekend zou mogen veronderstellen, omdat er in tal van boeiende en belangrijke historische boeken over is geschreven. Leest Twente niet? Of leren we niet van wat we lezen?
 
De jodenhaat kwam in augustus 1892 en augustus 1897 in Oldenzaal zelfs in anti-joodse pogroms tot uiting. Volgens Iet Erdtsieck, in haar studie naar de joden in Overijssel, waren die uitbarstingen van antisemitisme voor Overijssel en zelfs voor Nederland 'een unicum'. Nergens anders gebeurde iets vergelijkbaars.
Joden werden belaagd, ruiten van winkels en huizen van joden ingegooid. 'De roet'n mossen d'r oet en dat mossen ze', schreef G. Weustink over het gevoel op straat, dat bewust was opgezweept. De eerste keer, nadat het (onjuiste) gerucht zich verspreidde dat een joodse slager in het Duitse Xanten zich aan een katholiek meisje had vergrepen. De tweede keer nadat de socialist Van Kol voor het kiesdistrict Almelo in de Tweede Kamer was gekozen en niet de RKSP-politicus G. Elhorst. Een klap voor katholiek Oldenzaal, waarvan ook de joden de schuld kregen.
 
Diepere oorzaak
Die uitbarstingen werden misschien wat bevorderd door de zucht naar 'reuring' op twee lauwe zomeravonden, maar de diepere oorzaak lag elders. In een religieus (lees: katholiek) geïnspireerd antisemitisme. In een meer algemene afkeer van 'vrömden'. In een gebrek aan opleiding. In het gebrek aan contact met andere culturen. En wellicht in simpel kuddegedrag van mensen die - in kerk en fabriek - vaak niet de kans hadden gekregen voor zichzelf te denken. Of in een combinatie van dat alles.
 
Hoe dan ook passen de uitbarstingen van eind 19e eeuw in een breder patroon. De politie voelde geen behoefte de joden te beschermen en het Weekblad voor Oldenzaal en Omstreken schreef honend dat slechts 'hier en daar een schraal joodje' omver was gelopen en suggereerde dat zij zich beter 'wijselijk' konden stilhouden over het gebeurde.
En ook na de Tweede Wereldoorlog nog kreeg het anti-joodse sentiment de ruimte in Noordoost-Twente. Alsof de Holocaust niet was geweest. Noor de Vries Robbé-Corwin/Cohen schrijft in haar mooie boek 'Er zit gevaar in de lucht, ik ruik het' hoe zij en haar zussen in de jaren ‘50 rond Pasen in huis bleven om in Oldenzaal niet als 'Christusmoordenaars' belaagd te worden. En de historicus Coen Hilbrink beschrijft in 'De Ondergrondse' hoe er ook toen nog in stad en land van Noordoost-Twente alom over de 'smerige jör' werd gepraat.
 
‘Jodenvijandig’
Oldenzaal kreeg na de pogroms van eind 19e eeuw een anti-joodse reputatie, die tot ver buiten de grenzen van ons (niet altijd) 'zo schoone' en nijvere Twente doordrong. De textielfabrikant Herbert Zwartz vertelde een tijdje terug, hoe zijn familie daardoor zelfs naar Enschede verhuisde. Toen zijn Oldenzaalse vader zijn Haagse moeder een huwelijksaanzoek deed, wilde zij alleen maar accepteren als ze niet in het 'jodenvijandige' Oldenzaal hoefde te wonen. En zo geschiedde.
Als die kennis over het anti-joodse sentiment in Noordoost-Twente elders al zo wijd verspreid was, zou je verwachten dat wij ons meer dan wie ook bewust zijn van de donkere kanten van ons verleden. En dat we geen moeite zouden hebben anti-joodse liedteksten eindelijk aan te passen. Dat dat kennelijk nog steeds niet zo is, bewijst dat het opiniestuk van Guus Goorhuis niet breed genoeg verspreid kan worden.
Bij deze.