Tussen de linies
De beste allertijden
Wie is de beste?
Tijdens de koffiepauze, op een bankje in het park en in de kroeg. Altijd en overal willen mensen weten wie de beste in iets was. En nooit zijn we het echt met elkaar eens.
Wie was de beste voetballer van FC Twente?
‘Epy’, zegt een opa.
‘Bryan Ruiz’, antwoordt zijn jongste kleinzoon.
‘Onzin. Het was N’Kufo’, vult de weer iets oudere neef aan.
Waar de waarheid bij veel redekavelingen ergens in het midden ligt, geldt dat niet voor de discussie over wie de beste is in een bepaalde discipline. De vraag is tijdloos, het antwoord allerminst.
Schrijver? Wilde. Of toch Hemingway? Orwell? Nee, wacht … Salinger misschien?
Zie je: bepalen wie de beste is in iets, is lastiger dan het lijkt. Zelfs als je enkel met jezelf te redetwisten hebt. Of misschien juist omdat je de puzzel in isolatie probeert te leggen. In discussies kun je dichter bij de waarheid komen.
Het zijn namelijk niet alleen feiten, beweringen van experts en vertellingen in de media die bepalen wie beter was dan een ander. De kiem van je mening zijn de avonturen die je samen met anderen beleefd hebt. Herinneringen.
Opa woonde in Varvik-Diekman en vierde volksfeesten in de arme arbeiderswijken van zijn stad. Dankzij Epy. De jonge kleinzoon kan zich nog herinneren dat zijn vader met tranen in zijn ogen thuiskwam op 2 mei in 2010. ‘Kampioen’, trilde hij. ‘Dankzij Ruiz.’ Hij had zijn vader nog nooit zien huilen. De iets oudere neef staat al jaren in Vak-P. Een creatieveling. Of hij niet wilde meewerken aan een spandoek. Natuurlijk wel. De tekst? GOD BLAISE N’KUFO.
Herinneringen.
Wie is de beste?
Ik heb geen enkele moeite met die vraag; ik kan namelijk putten uit een bak aan herinneringen. Toen ik dertien jaar oud was, droomde ik ervan om ooit op Wimbledon te staan. Samen met m’n vriendjes trainde ik iedere dag. Honderdduizenden ballen hebben we naar elkaar toegeslagen bij Topspinners in het Van Heekpark in Enschede. In iedere bal stopten we een beetje van ons voorbeeld. Een enkelhandige backhand (hoewel je dubbelhandig bent). Haarband in het haar (hoewel je liever met pet speelde). Ingetogen vuistje na een wereldbal (hoewel je het liever zoals Nadal uitschreeuwde van emotie). Dat is wat een idool met een tiener doet.
Roger Federer.
Hij is de beste allertijden. Niet omdat hij twintig Grand Slams gewonnen heeft (feit). Niet omdat zijn grootste uitdager hem “de beste speler in de historie” noemde (bewering van expert, Rafael Nadal). Niet omdat hij een nederige familieman is (vertelling in de media). Maar juist omdat hij ook kon verliezen. Federer huilde vaak. Hij zei eens dat er geen voorschriften waren voor hoe je je moest gedragen na een wedstrijd, behalve dat je je racket niet in het publiek moest gooien. “Er bestaan spelers die niet glimlachen als ze verliezen en die een week lang glimlachen als ze winnen. Ik ben iemand die zijn tranen laat stromen.” Roger Federer was breekbaar. Het maakte hem menselijk. Hij stond dicht bij je. Iedereen herkent wel een beetje van zichzelf in hem. Ik wel. Als Roger speelde dan voelde ik een vaderlijke spanning. Roger was een zoon die tien jaar ouder is dan ik. En als Roger huilde, huilde ik ook.
De beste kunstenaar allertijden? Picasso? Van Gogh? Nee. Federer. Wat hij kon met een bal zou geen schilder uit zijn kwast durven kladden. De beste sciencefiction-schrijvers zouden geen scenario’s kunnen verzinnen die in de buurt komen van Federers kunsten. Ik heb hem ooit live in het Arthur Ashe Stadium een bal om de netpaal heen zien krullen met de mathematische precisie van Albert Einstein en de vindingskracht van Antoni Gaudà.
Zijn grootste rivaal bestond vooral in boeken en op televisie. Nadal versus Federer was het gevolg van journalistieke hebzucht naar sensatie. Begrijpelijk, maar niet berust op enige vorm van werkelijkheid. Talloze keren traden ze tegen elkaar aan. Ze speelden honderdvierentwintig sets, verspreid over veertig wedstrijden. Geen negatieve blik werd er naar de overkant geschoten. Geen woord van misnoegen werd geuit. En na de wedstrijd niets dan lof voor elkaar. Het is tekenend dat Roger Federer zijn allerlaatste wedstrijd speelde met Rafael Nadal.
Hij was een verbinder.
Overal op de wereld is onrust. Yemen brandt. Iran huilt. Oekraïne smeult. Rusland beeft. De een is voor gelijke rechten en een ander houdt vast aan wat hij kent. Woke! Racist! Maar in een wereld vol onenigheid is er één vraagstuk waarover niemand twist: wie was de beste tennisser allertijden? ‘Roger.’
‘Roger.’ ‘Roger.’ ‘Roger.’ Van Rusland tot Yemen en van Nieuw-Zeeland tot Groenland: ‘Roger’.
Roger Federer kon de wereld doen opzwellen van ouderlijke trots, doen huilen als hij huilde en doen zwijgen met een backhand. Na een wereldbal van Roger viel er een paar tellen lang overal op aarde een harmonieuze stilte.
En dat maakt hem de beste allertijden.
Tijdens de koffiepauze, op een bankje in het park en in de kroeg. Altijd en overal willen mensen weten wie de beste in iets was. En nooit zijn we het echt met elkaar eens.
Wie was de beste voetballer van FC Twente?
‘Epy’, zegt een opa.
‘Bryan Ruiz’, antwoordt zijn jongste kleinzoon.
‘Onzin. Het was N’Kufo’, vult de weer iets oudere neef aan.
Waar de waarheid bij veel redekavelingen ergens in het midden ligt, geldt dat niet voor de discussie over wie de beste is in een bepaalde discipline. De vraag is tijdloos, het antwoord allerminst.
Schrijver? Wilde. Of toch Hemingway? Orwell? Nee, wacht … Salinger misschien?
Zie je: bepalen wie de beste is in iets, is lastiger dan het lijkt. Zelfs als je enkel met jezelf te redetwisten hebt. Of misschien juist omdat je de puzzel in isolatie probeert te leggen. In discussies kun je dichter bij de waarheid komen.
Het zijn namelijk niet alleen feiten, beweringen van experts en vertellingen in de media die bepalen wie beter was dan een ander. De kiem van je mening zijn de avonturen die je samen met anderen beleefd hebt. Herinneringen.
Opa woonde in Varvik-Diekman en vierde volksfeesten in de arme arbeiderswijken van zijn stad. Dankzij Epy. De jonge kleinzoon kan zich nog herinneren dat zijn vader met tranen in zijn ogen thuiskwam op 2 mei in 2010. ‘Kampioen’, trilde hij. ‘Dankzij Ruiz.’ Hij had zijn vader nog nooit zien huilen. De iets oudere neef staat al jaren in Vak-P. Een creatieveling. Of hij niet wilde meewerken aan een spandoek. Natuurlijk wel. De tekst? GOD BLAISE N’KUFO.
Herinneringen.
Wie is de beste?
Ik heb geen enkele moeite met die vraag; ik kan namelijk putten uit een bak aan herinneringen. Toen ik dertien jaar oud was, droomde ik ervan om ooit op Wimbledon te staan. Samen met m’n vriendjes trainde ik iedere dag. Honderdduizenden ballen hebben we naar elkaar toegeslagen bij Topspinners in het Van Heekpark in Enschede. In iedere bal stopten we een beetje van ons voorbeeld. Een enkelhandige backhand (hoewel je dubbelhandig bent). Haarband in het haar (hoewel je liever met pet speelde). Ingetogen vuistje na een wereldbal (hoewel je het liever zoals Nadal uitschreeuwde van emotie). Dat is wat een idool met een tiener doet.
Roger Federer.
Hij is de beste allertijden. Niet omdat hij twintig Grand Slams gewonnen heeft (feit). Niet omdat zijn grootste uitdager hem “de beste speler in de historie” noemde (bewering van expert, Rafael Nadal). Niet omdat hij een nederige familieman is (vertelling in de media). Maar juist omdat hij ook kon verliezen. Federer huilde vaak. Hij zei eens dat er geen voorschriften waren voor hoe je je moest gedragen na een wedstrijd, behalve dat je je racket niet in het publiek moest gooien. “Er bestaan spelers die niet glimlachen als ze verliezen en die een week lang glimlachen als ze winnen. Ik ben iemand die zijn tranen laat stromen.” Roger Federer was breekbaar. Het maakte hem menselijk. Hij stond dicht bij je. Iedereen herkent wel een beetje van zichzelf in hem. Ik wel. Als Roger speelde dan voelde ik een vaderlijke spanning. Roger was een zoon die tien jaar ouder is dan ik. En als Roger huilde, huilde ik ook.
De beste kunstenaar allertijden? Picasso? Van Gogh? Nee. Federer. Wat hij kon met een bal zou geen schilder uit zijn kwast durven kladden. De beste sciencefiction-schrijvers zouden geen scenario’s kunnen verzinnen die in de buurt komen van Federers kunsten. Ik heb hem ooit live in het Arthur Ashe Stadium een bal om de netpaal heen zien krullen met de mathematische precisie van Albert Einstein en de vindingskracht van Antoni Gaudà.
Zijn grootste rivaal bestond vooral in boeken en op televisie. Nadal versus Federer was het gevolg van journalistieke hebzucht naar sensatie. Begrijpelijk, maar niet berust op enige vorm van werkelijkheid. Talloze keren traden ze tegen elkaar aan. Ze speelden honderdvierentwintig sets, verspreid over veertig wedstrijden. Geen negatieve blik werd er naar de overkant geschoten. Geen woord van misnoegen werd geuit. En na de wedstrijd niets dan lof voor elkaar. Het is tekenend dat Roger Federer zijn allerlaatste wedstrijd speelde met Rafael Nadal.
Hij was een verbinder.
Overal op de wereld is onrust. Yemen brandt. Iran huilt. Oekraïne smeult. Rusland beeft. De een is voor gelijke rechten en een ander houdt vast aan wat hij kent. Woke! Racist! Maar in een wereld vol onenigheid is er één vraagstuk waarover niemand twist: wie was de beste tennisser allertijden? ‘Roger.’
‘Roger.’ ‘Roger.’ ‘Roger.’ Van Rusland tot Yemen en van Nieuw-Zeeland tot Groenland: ‘Roger’.
Roger Federer kon de wereld doen opzwellen van ouderlijke trots, doen huilen als hij huilde en doen zwijgen met een backhand. Na een wereldbal van Roger viel er een paar tellen lang overal op aarde een harmonieuze stilte.
En dat maakt hem de beste allertijden.