Tussen de linies
De sportiefste stad van Nederland
Over Almelo bestaan wel een paar grapjes. De twee meest bekende gaan ofwel over een stoplicht dat van kleur verandert, ofwel over de trainingspakken die haar inwoners dragen. Ja, iedereen kent ze wel en misschien verschijnt er zelfs een kleine glimlach op je gezicht. Maar wat als ik zeg dat één van die grapjes – die over de sportieve bijnaam van Almelo – helemaal niet zo gek is?
In de herfst van 1903 kwam daar namelijk een meisje ter aarde. Cornelia ‘Kea’ Bouman heette ze. Wees gerust dit wordt geen opvoering van ‘Kroamschud’n in Mariaparochie’ … al was een felicitatiecommissie best op zijn plaats geweest. Waarom? Nou, Kea is een van de grootste sporttalenten en dé beste tennisster die Nederland ooit gekend heeft.
Haar vader was de eerste die een racket in haar handen duwde, maar al snel sloeg kleine Kea te hard voor hem. Typerend voor Twentse nijverheid, werd er meteen een muurtje voor Kea gemetseld zodat ze zo hard kon slaan als ze wilde. Urenlang tikten er ballen tegen die steentjes in het Zwarte Laantje. Pok. Pok. Pok. De buren moeten er wel knettergek van zijn geworden.
Gelukkig voor hen kwam er aan dat getimmer een einde. Want hoewel je best aardig kunt leren tennissen met een muur als medespeler, kun je het maximale alleen uit jezelf halen als je uitgedaagd wordt door tegenstanders van vlees en bloed. Daarom vertrok Kea naar Den Haag, waar ze op de banen van Leimonias werd geschoold door Gerard Scheurleer, topcoach van weleer. Hij gaf haar de technische en tactische bagage die vereist was om te slagen op de internationale tour.
Tegenstand kende Kea nauwelijks. In Nederland speelde ze alleen met mannen. De kerels in gebreide pullover en een witte pantalon. Kea met kniekousen, petticoat en haarband. De mannen hadden vaak geen schijn van kans. Het publiek fluisterde achter hun handen, want een vrouw die een man zo liet zweten, dat was wat!
Over de grens speelde Kea wel tegen vrouwen. Ze had uitdaging en daarom trainde ze harder dan ooit. Want als er iets was dat de Almelose wilde, dan was het winnen. De beste zijn. Bovenaan staan. Meer ballen terugslaan dan de tegenstander. Het laatste punt, dat moest voor haar zijn! Ze paste haar tactiek aan; wisselde diepe ballen af met korte ballen om haar tegenstanders uit hun ritme te halen. Dropshot, lobje, harde bal, zachte bal. Eigenlijk was ze de voorloopster van rasontregelaars, zoals Nick Kyrgios nu en Fabrice Santoro generaties daarvoor … maar dan beter.
Hoeveel beter? Dat bleek in 1924, tijdens de Olympische Spelen van Parijs. Daar won ze, samen met Henk Timmer in het gemengd dubbelspel, een bronzen plak. Kea was de eerste Nederlandse vrouw die een Olympische medaille won.
Zoals het een medaillewinnares betaamt, reisde ze daarna nog vaker de wereld af om uit te komen op de grootste podia die de sport te bieden had. In 1926 reikte ze tot de halve finales van zowel de French Championships (de voorloper van Roland Garros) als Wimbledon.
Niet slecht, maar voor Kea was het ook niet goed genoeg. Ze ging, trainde harder, keerde terug en een jaar later schreef ze de French Championships wel op haar naam. Hiermee stootte ze de legendarische Suzanne Lenglen van de troon. Ze is nog altijd de enige Nederlandse vrouw die een Grand Slam won in het enkelspel.
Op dit moment zijn de daden van Kea Bouman even onvermeld als de skyline van haar geboortestad. En dat is zwaar onterecht, want als je de prestaties van Kea op een rijtje zet, dan zijn er in Nederland weinig die zich meten kunnen met haar palmares. Pak het beste van een heleboel bekende sporters en je komt in de buurt van Kea. Pas als je de Erasmusbrug, het Paleis op de Dam, de Martinitoren, het Binnenhof en (vooruit) de Bolletje-fabriek naast elkaar zet, word je warm.
Kea Bouman is namelijk een boegbeeld van de Nederlandse sport. En niet alleen de tennissport. Ze was Nederlands kampioen golf én hockey-international. Echt waar! Die prestaties werden ooit opgemerkt. Er zijn straten naar haar vernoemd. En op een landgoed in Haarle is er een tennisbaan die haar naam draagt.
Maar als er anno 2021 al iemand is die de straatbordjes leest, dan is er niemand die weet wie Kea Bouman is. ‘Misschien was het een zeerover?’, zullen ze zich afvragen als ze door Zeeburgereiland in Amsterdam lopen en de sleutel in de voordeur van hun appartement van acht ton steken. En de Kea Bouman-baan in Haarle wordt vooral door hazen gebruikt, niet door de toekomstige generatie tennistoppers.
Mensen lezen tegenwoordig meer woorden op twitter dan in boeken en kinderen kijken meer naar bewegende beelden op YouTube dan dat ze zelf rondrennen. Je vraagt je af of wij als Nederlanders ooit nog dergelijke sporttalenten zullen voortbrengen: kinderen die zo graag willen uitblinken in een sport dat ze urenlang met een houten racket een bal tegen een muurtje meppen, net zolang totdat de buren er gek van worden. Pok. Pok. Pok.
En dat brengt ons terug naar het zwart-witte hart van Twente: Almelo. De sportiefste stad van Nederland? Misschien wel, maar niet omdat iedereen er een trainingspak draagt. Nee, juist omdat één vrouw een trainingspak droeg, dat bestond uit kniekousen en een petticoat, dingt Almelo mee naar de eretitel ‘sportiefste stad van Nederland’.
Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende Twentse sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.
In de herfst van 1903 kwam daar namelijk een meisje ter aarde. Cornelia ‘Kea’ Bouman heette ze. Wees gerust dit wordt geen opvoering van ‘Kroamschud’n in Mariaparochie’ … al was een felicitatiecommissie best op zijn plaats geweest. Waarom? Nou, Kea is een van de grootste sporttalenten en dé beste tennisster die Nederland ooit gekend heeft.
Haar vader was de eerste die een racket in haar handen duwde, maar al snel sloeg kleine Kea te hard voor hem. Typerend voor Twentse nijverheid, werd er meteen een muurtje voor Kea gemetseld zodat ze zo hard kon slaan als ze wilde. Urenlang tikten er ballen tegen die steentjes in het Zwarte Laantje. Pok. Pok. Pok. De buren moeten er wel knettergek van zijn geworden.
Gelukkig voor hen kwam er aan dat getimmer een einde. Want hoewel je best aardig kunt leren tennissen met een muur als medespeler, kun je het maximale alleen uit jezelf halen als je uitgedaagd wordt door tegenstanders van vlees en bloed. Daarom vertrok Kea naar Den Haag, waar ze op de banen van Leimonias werd geschoold door Gerard Scheurleer, topcoach van weleer. Hij gaf haar de technische en tactische bagage die vereist was om te slagen op de internationale tour.
Tegenstand kende Kea nauwelijks. In Nederland speelde ze alleen met mannen. De kerels in gebreide pullover en een witte pantalon. Kea met kniekousen, petticoat en haarband. De mannen hadden vaak geen schijn van kans. Het publiek fluisterde achter hun handen, want een vrouw die een man zo liet zweten, dat was wat!
Over de grens speelde Kea wel tegen vrouwen. Ze had uitdaging en daarom trainde ze harder dan ooit. Want als er iets was dat de Almelose wilde, dan was het winnen. De beste zijn. Bovenaan staan. Meer ballen terugslaan dan de tegenstander. Het laatste punt, dat moest voor haar zijn! Ze paste haar tactiek aan; wisselde diepe ballen af met korte ballen om haar tegenstanders uit hun ritme te halen. Dropshot, lobje, harde bal, zachte bal. Eigenlijk was ze de voorloopster van rasontregelaars, zoals Nick Kyrgios nu en Fabrice Santoro generaties daarvoor … maar dan beter.
Hoeveel beter? Dat bleek in 1924, tijdens de Olympische Spelen van Parijs. Daar won ze, samen met Henk Timmer in het gemengd dubbelspel, een bronzen plak. Kea was de eerste Nederlandse vrouw die een Olympische medaille won.
Zoals het een medaillewinnares betaamt, reisde ze daarna nog vaker de wereld af om uit te komen op de grootste podia die de sport te bieden had. In 1926 reikte ze tot de halve finales van zowel de French Championships (de voorloper van Roland Garros) als Wimbledon.
Niet slecht, maar voor Kea was het ook niet goed genoeg. Ze ging, trainde harder, keerde terug en een jaar later schreef ze de French Championships wel op haar naam. Hiermee stootte ze de legendarische Suzanne Lenglen van de troon. Ze is nog altijd de enige Nederlandse vrouw die een Grand Slam won in het enkelspel.
Op dit moment zijn de daden van Kea Bouman even onvermeld als de skyline van haar geboortestad. En dat is zwaar onterecht, want als je de prestaties van Kea op een rijtje zet, dan zijn er in Nederland weinig die zich meten kunnen met haar palmares. Pak het beste van een heleboel bekende sporters en je komt in de buurt van Kea. Pas als je de Erasmusbrug, het Paleis op de Dam, de Martinitoren, het Binnenhof en (vooruit) de Bolletje-fabriek naast elkaar zet, word je warm.
Kea Bouman is namelijk een boegbeeld van de Nederlandse sport. En niet alleen de tennissport. Ze was Nederlands kampioen golf én hockey-international. Echt waar! Die prestaties werden ooit opgemerkt. Er zijn straten naar haar vernoemd. En op een landgoed in Haarle is er een tennisbaan die haar naam draagt.
Maar als er anno 2021 al iemand is die de straatbordjes leest, dan is er niemand die weet wie Kea Bouman is. ‘Misschien was het een zeerover?’, zullen ze zich afvragen als ze door Zeeburgereiland in Amsterdam lopen en de sleutel in de voordeur van hun appartement van acht ton steken. En de Kea Bouman-baan in Haarle wordt vooral door hazen gebruikt, niet door de toekomstige generatie tennistoppers.
Mensen lezen tegenwoordig meer woorden op twitter dan in boeken en kinderen kijken meer naar bewegende beelden op YouTube dan dat ze zelf rondrennen. Je vraagt je af of wij als Nederlanders ooit nog dergelijke sporttalenten zullen voortbrengen: kinderen die zo graag willen uitblinken in een sport dat ze urenlang met een houten racket een bal tegen een muurtje meppen, net zolang totdat de buren er gek van worden. Pok. Pok. Pok.
En dat brengt ons terug naar het zwart-witte hart van Twente: Almelo. De sportiefste stad van Nederland? Misschien wel, maar niet omdat iedereen er een trainingspak draagt. Nee, juist omdat één vrouw een trainingspak droeg, dat bestond uit kniekousen en een petticoat, dingt Almelo mee naar de eretitel ‘sportiefste stad van Nederland’.
Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende Twentse sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.