Tussen de linies
Een eenheid van ijzer en bloed
In 1906 kwamen een paar vrienden samen op een schoolplein. In de schaduw van het rode lyceumgebouw besloten ze om een voetbalclub op te richten. Na vele hobbels en naamsveranderingen – van F.C. Olympia tot Union 06 Oberschöneweide – werd in 1966 uiteindelijk 1. FC Union Berlin opgericht.
Het is niet verwonderlijk dat de club haar grondlegging vond in een groep vrienden, stadsjongens, zonen van middenstanders; Union is een club van het volk en het plebejisme loopt als een rood met witte draad door haar geschiedenis, van de nerven in de kleinste bladeren tot de dikste wortels die diep onder de Oost-Berlijnse grond kronkelen.
Typerend voor de middenklasse van een rauwe stad, schuwt men niet om de mouwen op te stropen om ergens wat van te maken. Toen 1. FC Union Berlin in 2008 promoveerde naar de 2. Bundesliga, was er onvoldoende geld om te voldoen aan de stadioneisen voor het tweede Duitse niveau; de clubkas was nagenoeg leeg en een facelift voor de tribunes zat er niet in. Daarop sloegen tweeduizend fans hun handen ineen en tezamen stopten ze ruwweg honderdveertigduizend uur in de renovatie van het Stadion An der Alten Försterei. Sommigen van hen zegden tijdelijk hun baan op, zoveel hielden ze van Union.
Hoe diep die liefde zat, bleek een aantal jaren later toen de club opnieuw in financieel onstuimig water verkeerde. Om geld op te halen besloot de clubleiding om het stadion te verkopen aan de fans; voor iets meer dan vijfhonderd euro per aandeel konden zij een stukje van hun liefde kopen. Opnieuw redden de volksjongens, zonen en dochters van ijzerbewerkers uit Oost-Berlijn, 1. FC Union Berlin van de ondergang.
Aanhangers is daarom geen goede omschrijving van de fans van de club; kartrekkers is veel treffender. Iedere keer wanneer de club met haar wielen wegzakte in de modder en schreeuwde om hulp, trokken de middenklassers uit Köpenick, Oberschöneweide en andere Oost-Berlijnse wijken de kar die 1. FC Union Berlin heet uit het slijk.
En zoals het volkswijken betaamt, wordt naast het delen van het leed, ook de overwinning samen gevierd. Wanneer na het klinken van het laatste fluitsignaal een positieve stand op het scorebord staat, dan krijgt iedereen in een gratis biertje in de kroegen in Oost-Berlijnse wijken die het Stadion An der Alten Försterei omringen.
Maar waar de club tegenslagen kende, gold dat ook voor de fans, de kartrekkers. Zeker tijdens de Koude Oorlog. In Oost-Berlijn bleef men ver achter bij de rijkdom die glom aan de westelijke horizon, aan de andere kant van de muur. Voor de fans was 1. FC Union Berlin niet alleen een houvast, maar ook een uitlaatklep tegen de ongelijkheid. Schouder aan schouder leuzen zingend tegen de Stasi, bouwde men een menselijke brug die hoog boven de muur uittorende. ‘Die Mauer muàŸ weg! Die Mauer muàŸ weg!’
De belangrijkste wedstrijd van het jaar was de wedstrijd tegen BFC Dynamo Berlin, de ploeg van de Stasi, de thuisclub van de geheime dienst. Dat voetbal belangrijk was voor de Stasi bleek wel uit het feit dat het hoofd van de geheime dienst, Erich Mielke, ook de voorzitter van de club was. Hij deed alles wat hij kon om zijn ploeg te laten winnen. Zo delegeerde hij ooit alle sterspelers van succesploegen in Dresden en Leipzig naar Dynamo en liet hij scheidsrechters tien minuten extra tijd bijtellen wanneer zijn ploeg achterstond.
Winnen van BFC Dynamo was voor een 1. FC Union Berlin fan belangrijker dan hun eigen bruiloft. Zoals een trouwe fan het mooi verwoordde ‘voelde winnen van BFC Dynamo Berlin alsof we eigenhandig een stuk van de muur hadden afgebroken.’
In 1976 versloeg 1. FC Union Berlin de grote rivaal in een wedstrijd waarin de Stasiploeg alles uit de kast haalde om te winnen; de extra tijd was zo lang dat de scheidsrechter zo ongeveer nieuwe batterijen moest halen voor zijn horloge; een losse schoenveter was al genoeg aanleiding om een strafschop te geven. Maar wat Erich Mielke ook uit zijn hoge politiehoed toverde, 1. FC Union Berlin trok aan het langste eind. De fans trokken daarop, anti-Stasi leuzen zingend, over de Friedrischstrasse langs de muur.
Op dit moment speelt 1. FC Union Berlin in de Bundesliga. Sterker nog: ze staan bovenaan. Twee jaar geleden promoveerden ze, voor het eerst in de historie, en barstte een volksfeest los in delen van Oost-Berlijn. Maar wederom was het aan de fans, muurbrekers van het eerste uur, te danken dat de club het zover geschopt heeft.
Jaren voor de promotie wilde de club namelijk uitkomen in de Regionalliga, iets waarvoor de clubkas een grove anderhalf miljoen euro in reserve moest hebben. En je raadt het al, dat hadden ze niet. Wederom zat 1. FC Union Berlin vast in een financiële modderpoel en wederom waren het de kartrekkers uit de arbeiderswijken die de club op sleeptouw namen. Duizenden fans doneerden bloed bij de bloedbank voor de actie ‘Blà¼ten fà¼r Union’, waarvan de opbrengst rechtstreeks in de clubkas vloeide.
Een club is meer dan een selectie van tweeëntwintig spelers, meer dan een bestuurskamer, meer dan een stadion. Als het verhaal van 1. FC Union Berlin ons één ding leert, dan is het dat de fans het kloppende hart van een voetbalclub zijn; zij die eigenhandig een bijdrage hebben geleverd aan het doen afbrokkelen van de kille muur die de mooiste stad van Europa jarenlang als een zwaard doorkliefde.
De fans van 1. FC Union hebben op meerdere manieren gebloed en een hoge prijs betaald voor het voortbestaan van hun club. Laten we daarom hopen dat zij nog lang van hun liefde mogen genieten. En dat ze in mei dit jaar de Meisterschale van de Bundesliga overhandigd krijgen. Stel je voor…
Het is niet verwonderlijk dat de club haar grondlegging vond in een groep vrienden, stadsjongens, zonen van middenstanders; Union is een club van het volk en het plebejisme loopt als een rood met witte draad door haar geschiedenis, van de nerven in de kleinste bladeren tot de dikste wortels die diep onder de Oost-Berlijnse grond kronkelen.
Typerend voor de middenklasse van een rauwe stad, schuwt men niet om de mouwen op te stropen om ergens wat van te maken. Toen 1. FC Union Berlin in 2008 promoveerde naar de 2. Bundesliga, was er onvoldoende geld om te voldoen aan de stadioneisen voor het tweede Duitse niveau; de clubkas was nagenoeg leeg en een facelift voor de tribunes zat er niet in. Daarop sloegen tweeduizend fans hun handen ineen en tezamen stopten ze ruwweg honderdveertigduizend uur in de renovatie van het Stadion An der Alten Försterei. Sommigen van hen zegden tijdelijk hun baan op, zoveel hielden ze van Union.
Hoe diep die liefde zat, bleek een aantal jaren later toen de club opnieuw in financieel onstuimig water verkeerde. Om geld op te halen besloot de clubleiding om het stadion te verkopen aan de fans; voor iets meer dan vijfhonderd euro per aandeel konden zij een stukje van hun liefde kopen. Opnieuw redden de volksjongens, zonen en dochters van ijzerbewerkers uit Oost-Berlijn, 1. FC Union Berlin van de ondergang.
Aanhangers is daarom geen goede omschrijving van de fans van de club; kartrekkers is veel treffender. Iedere keer wanneer de club met haar wielen wegzakte in de modder en schreeuwde om hulp, trokken de middenklassers uit Köpenick, Oberschöneweide en andere Oost-Berlijnse wijken de kar die 1. FC Union Berlin heet uit het slijk.
En zoals het volkswijken betaamt, wordt naast het delen van het leed, ook de overwinning samen gevierd. Wanneer na het klinken van het laatste fluitsignaal een positieve stand op het scorebord staat, dan krijgt iedereen in een gratis biertje in de kroegen in Oost-Berlijnse wijken die het Stadion An der Alten Försterei omringen.
Maar waar de club tegenslagen kende, gold dat ook voor de fans, de kartrekkers. Zeker tijdens de Koude Oorlog. In Oost-Berlijn bleef men ver achter bij de rijkdom die glom aan de westelijke horizon, aan de andere kant van de muur. Voor de fans was 1. FC Union Berlin niet alleen een houvast, maar ook een uitlaatklep tegen de ongelijkheid. Schouder aan schouder leuzen zingend tegen de Stasi, bouwde men een menselijke brug die hoog boven de muur uittorende. ‘Die Mauer muàŸ weg! Die Mauer muàŸ weg!’
De belangrijkste wedstrijd van het jaar was de wedstrijd tegen BFC Dynamo Berlin, de ploeg van de Stasi, de thuisclub van de geheime dienst. Dat voetbal belangrijk was voor de Stasi bleek wel uit het feit dat het hoofd van de geheime dienst, Erich Mielke, ook de voorzitter van de club was. Hij deed alles wat hij kon om zijn ploeg te laten winnen. Zo delegeerde hij ooit alle sterspelers van succesploegen in Dresden en Leipzig naar Dynamo en liet hij scheidsrechters tien minuten extra tijd bijtellen wanneer zijn ploeg achterstond.
Winnen van BFC Dynamo was voor een 1. FC Union Berlin fan belangrijker dan hun eigen bruiloft. Zoals een trouwe fan het mooi verwoordde ‘voelde winnen van BFC Dynamo Berlin alsof we eigenhandig een stuk van de muur hadden afgebroken.’
In 1976 versloeg 1. FC Union Berlin de grote rivaal in een wedstrijd waarin de Stasiploeg alles uit de kast haalde om te winnen; de extra tijd was zo lang dat de scheidsrechter zo ongeveer nieuwe batterijen moest halen voor zijn horloge; een losse schoenveter was al genoeg aanleiding om een strafschop te geven. Maar wat Erich Mielke ook uit zijn hoge politiehoed toverde, 1. FC Union Berlin trok aan het langste eind. De fans trokken daarop, anti-Stasi leuzen zingend, over de Friedrischstrasse langs de muur.
Op dit moment speelt 1. FC Union Berlin in de Bundesliga. Sterker nog: ze staan bovenaan. Twee jaar geleden promoveerden ze, voor het eerst in de historie, en barstte een volksfeest los in delen van Oost-Berlijn. Maar wederom was het aan de fans, muurbrekers van het eerste uur, te danken dat de club het zover geschopt heeft.
Jaren voor de promotie wilde de club namelijk uitkomen in de Regionalliga, iets waarvoor de clubkas een grove anderhalf miljoen euro in reserve moest hebben. En je raadt het al, dat hadden ze niet. Wederom zat 1. FC Union Berlin vast in een financiële modderpoel en wederom waren het de kartrekkers uit de arbeiderswijken die de club op sleeptouw namen. Duizenden fans doneerden bloed bij de bloedbank voor de actie ‘Blà¼ten fà¼r Union’, waarvan de opbrengst rechtstreeks in de clubkas vloeide.
Een club is meer dan een selectie van tweeëntwintig spelers, meer dan een bestuurskamer, meer dan een stadion. Als het verhaal van 1. FC Union Berlin ons één ding leert, dan is het dat de fans het kloppende hart van een voetbalclub zijn; zij die eigenhandig een bijdrage hebben geleverd aan het doen afbrokkelen van de kille muur die de mooiste stad van Europa jarenlang als een zwaard doorkliefde.
De fans van 1. FC Union hebben op meerdere manieren gebloed en een hoge prijs betaald voor het voortbestaan van hun club. Laten we daarom hopen dat zij nog lang van hun liefde mogen genieten. En dat ze in mei dit jaar de Meisterschale van de Bundesliga overhandigd krijgen. Stel je voor…