Tussen de linies

Eind goed, al goed

Tom Luttikhuis 21 mei 2024, 11:11
Aan alles komt een einde. Een mammoettanker die ooit glanzend en in champagne gedoopt ter water gelaten werd, vindt een laatste havenplaats. Een veelgelezen boek verliest haar omslag en met koffievlekken besmeurde pagina’s laten los. Een vreugdevuur tempert, een klein gloeien kondigt het onomkeerbare aan: het eind.

Ook sportcarrià¨res eindigen, hoe groots ze ook waren. En lang niet altijd op een manier die het harde werken dat naar de top leidde eer aandoet. Neem Boris Onishchenko. Een schermer uit de Sovjet-Unie die verdronk in zijn ambitie. Op de Spelen van 1972 won hij zilver. Een prachtige prestatie … maar niet goed genoeg voor Boris. Hij was de beste. Dat had hij keer op keer bewezen. Hij was drievoudig wereldkampioen en dus verdiende hij een gouden plak. En dus sleep Boris zijn sabel voor de Spelen van 1976. En wel op een zeer bijzonder wijze.

In die tijd lichtten sabels op wanneer ze een tegenstander raakten. En op basis van de lichtsignalen werden punten toegekend aan de schermers. De vonken spatten van het degenwerk van Onishchenko af. Maar waarom lichtte zijn sabel toch zo vreemd op? De jury boog zich erover en kwam tot een sinistere ontdekking: Boris had geknoeid met het lichtsysteem om touches te registeren die niet bestonden. Hij werd gediskwalificeerd en op het matje geroepen bij Sovjetpremier Leonid Breshnev, die hem al zijn titels afnam en verbande naar Kiev waar Boris gedwongen werd zijn leven als taxichauffeur voort te zetten. Tot aan het einde van zijn dagen. Totdat de roest vrat aan het chassis van de Lada, bijtend als zout op een wond, en zijn banden loslieten, het rubber gescheurd door de hobbels van de straten. Aan alles komt een einde.

Eindes zijn van alle tijden. Er is gaat geen dag voorbij of een sporter werpt de handdoek. Er is altijd wel een wilg te vinden die een tak overheeft om een schaats, fiets, knuppel of kicks aan te hangen. Of een racket. Deze week kwam er een einde aan de mooie carrià¨re van Jo-Wilfried Tsonga. Na negen kwartfinales, vijf halve finales, en één Grandslamfinale, strandde de Fransman op het Parijse gravel. Zo onnavolgbaar als zijn spel, zo voorzienbaar waren zijn laatste punten. Tranen welden op in zijn ooghoeken, omdat hij wist dat hij zijn laatste stappen zette. Dat hij nog maar drie, vier, misschien vijf keer echt met zijn snaren langs de bal zou aaien. Dat hij misschien geen dropshot meer zou slaan. En ook geen forehandwinner langs de lijn. Jo-Wilfried wist wat wachtte. Hij streed, maar kwam niet boven. Schudde zijn tegenstander een hand en kuste de baan. Met heilig gravel klevend aan zijn betraande wangen en bezweette voorhoofd, zwaaide hij af. Aan alles komt een einde.

Maar is het einde altijd tragisch? Zeker niet! Kijk maar naar Pete Sampras. De beste tennisspeler voordat Federer en Nadal de baan opstapten. Sampras was een bijna-alleskunner. Had een geweldige service, legde de moeilijkste volleys weg alsof hij een zoutpotje aangaf tijdens het ontbijt en hij was koel. In de finale van de US Open in 2002 stond Pistol Pete voor de vierendertigste keer in zijn carrià¨re tegenover zijn rivaal: Andre Agassi. Een geweldig drie uur durend gevecht volgde. Geheel in stijl breide Sampras een eind aan de wedstrijd: hij legde een volley weg bij het net. Doodsimpel, alsof hij een potje zout aangaf. Het bezorgde hem zijn veertiende Grand Slam-zege, een record in die tijd. Het was ook zijn laatste bal ooit. Pete Sampras stapte nooit meer de baan op. Aan alles komt een einde.

Maar een einde kan goed zijn.

Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende (Twentse) sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.