Tussen de linies
Hermann Maier: meer arend dan mens
‘Je bent te mager. Het spijt me, Hermann.’
De vijftienjarige jongen droop af toen de trainer van de Oostenrijkse skibond het hem mededeelde. De opbeurende toon waarmee zijn vader tegen hem praatte op de terugweg van Schladming naar Flachau, hielp geen ene moer. Eenmaal thuisgekomen probeerde zijn moeder hem te troosten, maar het hielp niet. De eerste dagen na het slechtnieuwsgesprek bij de Nationale Ski Academie kon niets Hermann opbeuren, zelfs zijn moeders eigengemaakte gröstl niet.
Maar na een paar dagen veranderde er iets. De blik in Hermann’s ogen was niet langer hol. Integendeel, zijn irissen brandden, glommen als de weerkaatsing van de zonnestralen in een vers pak sneeuw. ‘Ik ga naar de metselaarsschool’, deelde hij zijn ouders op een ochtend mee.
‘Wat ga je daar doen?’
‘Ik moet geld verdienen, mama.’
‘Maar je ski carrià¨re dan?’
Hermann haalde zijn schouders op. ‘Ik ben te mager.’
Op de metselaarsschool leerde Hermann dat een huis bouwen niet eenvoudig is. Het ene huis is het andere niet. Amoveren, aanleggen, aanaarden, metselen, afsnuiten. Het zijn mooie termen, maar uiteindelijk wordt een huis steen voor steen gebouwd. Het vereist concentratie, precisie en doorzettingsvermogen.
En dat waren precies de eigenschappen waarover Hermann beschikte. De bond was hem dan misschien uit het oog verloren, maar Hermann had zijn doel kraakhelder in het vizier: de beste skiër van de wereld worden. Zwoegen, sleuren, ploeteren. Dat zat in Hermann’s genen.
In de zomer sleepte hij met bakstenen en duwde hij kruiwagens vol beton voor zich uit. In de winter gaf hij skiles bij de skischool van zijn vader. En ieder half uurtje dat hij verlost was van de skiklas trainde hij. Hermann werd snel sterker; een lichaam heeft meer aan stenen sjouwen in de buitenlucht dan aan een halter in de gym. Na een paar jaar was er niemand in Salzburgerland die het in zijn hoofd haalde om Hermann mager te noemen.
Op zijn drieëntwintigste – na zeven jaar als bouwvakker gewerkt te hebben – maakte hij zijn debuut als professioneel skiër. Op 10 februari 1996 eindigde hij als zesentwintigste op de reuzenslalom in Hinterstoder. Hermann maakte snel naam en niet vanwege zijn skistijl; zijn collega’s vonden hem nogal een rare kwibus; die snuiter die altijd als eerste op de piste was en alles bestudeerde: de glooiingen, de holtes, de steilte, de bochten. Geen vlok sneeuw werd overgeslagen. Hij was een soort bezeten murmeltier.
En terecht, want een afdaling is niet eenvoudig. De ene piste is de andere niet. Zoals een huis steen voor steen wordt gebouwd, wordt een afdaling centimeter voor centimeter bedwongen. Het vereist concentratie, precisie en doorzettingsvermogen.
Dat Hermann daarover beschikte weten we ondertussen. En het betaalde zich uit. Na een paar jaar begon hij alles te winnen wat los en vast zat. In 1998, het jaar waarin de Olympische Spelen in Nagano gehouden werden, won hij elke Super G en kwam hij als de torenhoge favoriet aan in Japan.
Maar de Spelen zijn anders dan andere toernooien. Hermann kon niet wachten. Tien jaar nadat de Nationale Ski Academie hem mededeelde dat hij te mager was om een goede skiër te worden, had hij de kans om ze voor eens en voor altijd een lange neus te geven.
Maar Hermann’s geduld werd op de proef gesteld. De Japanse Alpen werden geteisterd door stormen. Pas nadat de afdaling drie keer verplaatst was, kregen de skiërs een groen sein. Hermann brandde van verlangen en hij vergat voor eens wat hem al die jaren zo succesvol had gemaakt. In Nagano bleek zijn innerlijke murmeltier dat alles controleerde in winterslaap. En dat werd hem bijna fataal. De ene piste is de andere niet. Hermann wist niet dat er een paar poortjes verplaatst waren. En hij was niet op de hoogte van de zeer krachtige wind.
De Fransman Cretier was net gefinisht. Vlak voor poort zeven was hij vol in de ankers gegaan. De bocht was zo onnatuurlijk geworden, dat deze alleen heel voorzichtig te nemen was. Hermann was niet op de hoogte van of wilde niet beginnen aan de stop die Cretier maakte. Hij nam de bocht op volle snelheid …
… en zijn ski’s die een tel daarvoor nog door de sneeuw gekliefd hadden, waren plotsklap nutteloos. Hermann zweefde door de lucht, in de klauwen van de harde wind die zijn lijf voortstuwde alsof hij een herfstblaadje was. Hij spreidde zijn armen en wapperde ze verschrikt op en neer, alsof hij hoopte dat hij in een arend veranderd was. Hij bezat niets van de elegantie van de roofvogel. De arend mag dan het wapen van Oostenrijk zijn, hij deelde die dag niets van zijn krachten met Hermann.
Wel zat er een engel op zijn schouder, want normaal gesproken had niemand zo’n klap overleefd. Hermann landde vol op zijn schouder en brak door drie veiligheidsnetten. Hij bleef liggen, onder sneeuw bedolven. Iedereen dacht dat hij dood was, maar na een paar tellen bewoog hij en rekte zich uit, als een murmeltier dat versuft opschrikt uit een lange winterslaap.
Hermann leefde nog. Sterker nog: hij krabbelde zelf overeind. De schade? Een gebroken vinger en een zere knie. Zijn hart, vol wilskracht en onverschrokkenheid, had de val zonder kleerscheuren doorstaan. Dat bewees Hermann een paar dagen later. Hij won goud op de Super G. Weer een paar dagen later won hij goud op de reuzenslalom.
Als een uit zijn as verrezen feniks keerde hij huiswaarts, een grandioze val en twee gouden plakken rijker. In Flachau is Hermann Maier voor eeuwig een boegbeeld, een stadswapen, meer arend dan mens.
Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende (Twentse) sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.
De vijftienjarige jongen droop af toen de trainer van de Oostenrijkse skibond het hem mededeelde. De opbeurende toon waarmee zijn vader tegen hem praatte op de terugweg van Schladming naar Flachau, hielp geen ene moer. Eenmaal thuisgekomen probeerde zijn moeder hem te troosten, maar het hielp niet. De eerste dagen na het slechtnieuwsgesprek bij de Nationale Ski Academie kon niets Hermann opbeuren, zelfs zijn moeders eigengemaakte gröstl niet.
Maar na een paar dagen veranderde er iets. De blik in Hermann’s ogen was niet langer hol. Integendeel, zijn irissen brandden, glommen als de weerkaatsing van de zonnestralen in een vers pak sneeuw. ‘Ik ga naar de metselaarsschool’, deelde hij zijn ouders op een ochtend mee.
‘Wat ga je daar doen?’
‘Ik moet geld verdienen, mama.’
‘Maar je ski carrià¨re dan?’
Hermann haalde zijn schouders op. ‘Ik ben te mager.’
Op de metselaarsschool leerde Hermann dat een huis bouwen niet eenvoudig is. Het ene huis is het andere niet. Amoveren, aanleggen, aanaarden, metselen, afsnuiten. Het zijn mooie termen, maar uiteindelijk wordt een huis steen voor steen gebouwd. Het vereist concentratie, precisie en doorzettingsvermogen.
En dat waren precies de eigenschappen waarover Hermann beschikte. De bond was hem dan misschien uit het oog verloren, maar Hermann had zijn doel kraakhelder in het vizier: de beste skiër van de wereld worden. Zwoegen, sleuren, ploeteren. Dat zat in Hermann’s genen.
In de zomer sleepte hij met bakstenen en duwde hij kruiwagens vol beton voor zich uit. In de winter gaf hij skiles bij de skischool van zijn vader. En ieder half uurtje dat hij verlost was van de skiklas trainde hij. Hermann werd snel sterker; een lichaam heeft meer aan stenen sjouwen in de buitenlucht dan aan een halter in de gym. Na een paar jaar was er niemand in Salzburgerland die het in zijn hoofd haalde om Hermann mager te noemen.
Op zijn drieëntwintigste – na zeven jaar als bouwvakker gewerkt te hebben – maakte hij zijn debuut als professioneel skiër. Op 10 februari 1996 eindigde hij als zesentwintigste op de reuzenslalom in Hinterstoder. Hermann maakte snel naam en niet vanwege zijn skistijl; zijn collega’s vonden hem nogal een rare kwibus; die snuiter die altijd als eerste op de piste was en alles bestudeerde: de glooiingen, de holtes, de steilte, de bochten. Geen vlok sneeuw werd overgeslagen. Hij was een soort bezeten murmeltier.
En terecht, want een afdaling is niet eenvoudig. De ene piste is de andere niet. Zoals een huis steen voor steen wordt gebouwd, wordt een afdaling centimeter voor centimeter bedwongen. Het vereist concentratie, precisie en doorzettingsvermogen.
Dat Hermann daarover beschikte weten we ondertussen. En het betaalde zich uit. Na een paar jaar begon hij alles te winnen wat los en vast zat. In 1998, het jaar waarin de Olympische Spelen in Nagano gehouden werden, won hij elke Super G en kwam hij als de torenhoge favoriet aan in Japan.
Maar de Spelen zijn anders dan andere toernooien. Hermann kon niet wachten. Tien jaar nadat de Nationale Ski Academie hem mededeelde dat hij te mager was om een goede skiër te worden, had hij de kans om ze voor eens en voor altijd een lange neus te geven.
Maar Hermann’s geduld werd op de proef gesteld. De Japanse Alpen werden geteisterd door stormen. Pas nadat de afdaling drie keer verplaatst was, kregen de skiërs een groen sein. Hermann brandde van verlangen en hij vergat voor eens wat hem al die jaren zo succesvol had gemaakt. In Nagano bleek zijn innerlijke murmeltier dat alles controleerde in winterslaap. En dat werd hem bijna fataal. De ene piste is de andere niet. Hermann wist niet dat er een paar poortjes verplaatst waren. En hij was niet op de hoogte van de zeer krachtige wind.
De Fransman Cretier was net gefinisht. Vlak voor poort zeven was hij vol in de ankers gegaan. De bocht was zo onnatuurlijk geworden, dat deze alleen heel voorzichtig te nemen was. Hermann was niet op de hoogte van of wilde niet beginnen aan de stop die Cretier maakte. Hij nam de bocht op volle snelheid …
… en zijn ski’s die een tel daarvoor nog door de sneeuw gekliefd hadden, waren plotsklap nutteloos. Hermann zweefde door de lucht, in de klauwen van de harde wind die zijn lijf voortstuwde alsof hij een herfstblaadje was. Hij spreidde zijn armen en wapperde ze verschrikt op en neer, alsof hij hoopte dat hij in een arend veranderd was. Hij bezat niets van de elegantie van de roofvogel. De arend mag dan het wapen van Oostenrijk zijn, hij deelde die dag niets van zijn krachten met Hermann.
Wel zat er een engel op zijn schouder, want normaal gesproken had niemand zo’n klap overleefd. Hermann landde vol op zijn schouder en brak door drie veiligheidsnetten. Hij bleef liggen, onder sneeuw bedolven. Iedereen dacht dat hij dood was, maar na een paar tellen bewoog hij en rekte zich uit, als een murmeltier dat versuft opschrikt uit een lange winterslaap.
Hermann leefde nog. Sterker nog: hij krabbelde zelf overeind. De schade? Een gebroken vinger en een zere knie. Zijn hart, vol wilskracht en onverschrokkenheid, had de val zonder kleerscheuren doorstaan. Dat bewees Hermann een paar dagen later. Hij won goud op de Super G. Weer een paar dagen later won hij goud op de reuzenslalom.
Als een uit zijn as verrezen feniks keerde hij huiswaarts, een grandioze val en twee gouden plakken rijker. In Flachau is Hermann Maier voor eeuwig een boegbeeld, een stadswapen, meer arend dan mens.
Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende (Twentse) sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.