Tussen de linies
Is football coming home?
Het wordt koud. Regen klettert op het dak. De open haard brandt. Erwtensoep staat op. Het is november. En dat betekent… dat het wereldkampioenschap voetbal op het punt van beginnen staat?
Blijkbaar.
Ik wil het niet hebben over de komende editie, dus daarom kijken we terug. Een terugblik op dit vierjaarlijkse voetbalfeest. Want dat is het. Een sportfestival waar iedere editie een aantal Europese sterrenteams ontbreekt. En dat is terecht, want hoewel Italiaanse verdedigers Tunesische aanvallers doormidden zagen, kan een wereldkampioenschap niet zonder tropische verrassing.
Maar toch: als je alle landen van de wereld op een rijtje zet en je moest er een kiezen die voetbal het best vertegenwoordigt, dan valt je blik niet op Tunesië (en zeker niet op Qatar…). De bakermat van volkssport nummer een ligt toch echt zo’n 5,200 kilometer van de zandbak. In Engeland.
Natuurlijk kan er getwist worden over de oorsprong van de sport. Op meerdere plekken in Europa, Oceanië en in Noord-Amerika zijn bewijzen van traditionele balsporten gevonden. Zo stuitte, bijvoorbeeld, de Britse ontdekkingsreiziger John Davis in 1586 in Groenland op Inuïten die in teams een bal in doel probeerden te schoppen. Maar het blijft een feit dat Engeland de sport formaliseerde. Eind achttiende eeuw werden de eerste voetbalclubs opgericht. En meer dan een halve eeuw later was de Football Association een feit.
Pionieren en reguleren, dat is aan Engelsen wel besteed. Maar wat hebben ze nou eigenlijk bereikt? Sinds dat spookdoelpunt (was’ie nou wel of niet over de lijn?) tijdens de finale van 1966, wordt in Engeland overambitieus naar ieder wereldkampioenschap toegeleefd. Football’s coming home!
Meer dan terecht natuurlijk, want in Nederland hebben we er ook een handje van. Wij beschouwen onszelf als de uitvinders van het moderne voetbal en hebben daarom recht op een wereldkampioenschap. Bijna vijftig jaar na Cruijff en Michels staan we nog steeds met lege handen. Totaalvoetbal blijkt voor Oranje een incomplete puzzel te zijn.
Terug naar Engeland. Het spookkampioenschap van 1966 lijkt het land als een demon in zijn greep te houden. Poging na poging strandde. Waar clubteams grote successen boekten (Liverpool in de jaren zeventig en tachtig en Manchester United in de jaren negentig), bezweek het nationale elftal. Onder de druk? Of gewoonweg omdat het winnen van een eindtoernooi een dosis geluk behoeft?
Feit is dat het aan de individuele spelmakers niet liggen kon. Bryan Robson en Gary Lineker waren in de jaren tachtig toch niet de minsten. Hetzelfde kan gezegd worden van David Beckham en Paul Scholes in de daaropvolgende decennia. En wat te denken van Frank Lampard en Steven Gerrard?
En dan heb ik de meest excentrieke van het stel nog niet genoemd. Het WK van 1990 werd gekleurd door Franco Baresi, Lothar Matthà¤us, Jà¼rgen Klinsmann, Roger Milla en Diego Maradona, maar de enige echte kunstenaar was een Engelsman. Paul Gascoigne stal de show met zijn techniek en de harten van voetbalfans met zijn tranen. Een tweede gele kaart tijdens de halve finale tegen West-Duitsland ontnam hem de kans op een finale. Gazza huilde. Sport piekt wanneer godheden zich menselijk tonen. Engeland verloor uiteindelijk met strafschoppen en werd vierde.
Paul Gascoigne leefde net zo onbevangen als zijn speelwijze. Steekballen, stiftjes, trucjes, een voorzet achter het standbeen langs. Helaas wonnen zijn demonen het gevecht en liet een alcoholverslaving niet alleen een litteken op zijn loopbaan na, maar dreven die demonen hem ook meerdere naar het randje van de dood. Gazza leeft, maar is in een levenslange strijd gewikkeld.
Wereldkampioen. Engelse fans zouden maar wat graag een aantal levensjaren afstaan om dat te zijn. Ook in 2022. Over tien jaar maakt het niemand nog iets uit dat het die corrupte editie in de woestijn was.
Is football coming home? Ik hoop het. Voor de fans en voor de sport. Engelsen kunnen toch zo goed reguleren? Laat ons dan vastleggen dat we iedere finale van de WK op Wembley spelen.
Blijkbaar.
Ik wil het niet hebben over de komende editie, dus daarom kijken we terug. Een terugblik op dit vierjaarlijkse voetbalfeest. Want dat is het. Een sportfestival waar iedere editie een aantal Europese sterrenteams ontbreekt. En dat is terecht, want hoewel Italiaanse verdedigers Tunesische aanvallers doormidden zagen, kan een wereldkampioenschap niet zonder tropische verrassing.
Maar toch: als je alle landen van de wereld op een rijtje zet en je moest er een kiezen die voetbal het best vertegenwoordigt, dan valt je blik niet op Tunesië (en zeker niet op Qatar…). De bakermat van volkssport nummer een ligt toch echt zo’n 5,200 kilometer van de zandbak. In Engeland.
Natuurlijk kan er getwist worden over de oorsprong van de sport. Op meerdere plekken in Europa, Oceanië en in Noord-Amerika zijn bewijzen van traditionele balsporten gevonden. Zo stuitte, bijvoorbeeld, de Britse ontdekkingsreiziger John Davis in 1586 in Groenland op Inuïten die in teams een bal in doel probeerden te schoppen. Maar het blijft een feit dat Engeland de sport formaliseerde. Eind achttiende eeuw werden de eerste voetbalclubs opgericht. En meer dan een halve eeuw later was de Football Association een feit.
Pionieren en reguleren, dat is aan Engelsen wel besteed. Maar wat hebben ze nou eigenlijk bereikt? Sinds dat spookdoelpunt (was’ie nou wel of niet over de lijn?) tijdens de finale van 1966, wordt in Engeland overambitieus naar ieder wereldkampioenschap toegeleefd. Football’s coming home!
Meer dan terecht natuurlijk, want in Nederland hebben we er ook een handje van. Wij beschouwen onszelf als de uitvinders van het moderne voetbal en hebben daarom recht op een wereldkampioenschap. Bijna vijftig jaar na Cruijff en Michels staan we nog steeds met lege handen. Totaalvoetbal blijkt voor Oranje een incomplete puzzel te zijn.
Terug naar Engeland. Het spookkampioenschap van 1966 lijkt het land als een demon in zijn greep te houden. Poging na poging strandde. Waar clubteams grote successen boekten (Liverpool in de jaren zeventig en tachtig en Manchester United in de jaren negentig), bezweek het nationale elftal. Onder de druk? Of gewoonweg omdat het winnen van een eindtoernooi een dosis geluk behoeft?
Feit is dat het aan de individuele spelmakers niet liggen kon. Bryan Robson en Gary Lineker waren in de jaren tachtig toch niet de minsten. Hetzelfde kan gezegd worden van David Beckham en Paul Scholes in de daaropvolgende decennia. En wat te denken van Frank Lampard en Steven Gerrard?
En dan heb ik de meest excentrieke van het stel nog niet genoemd. Het WK van 1990 werd gekleurd door Franco Baresi, Lothar Matthà¤us, Jà¼rgen Klinsmann, Roger Milla en Diego Maradona, maar de enige echte kunstenaar was een Engelsman. Paul Gascoigne stal de show met zijn techniek en de harten van voetbalfans met zijn tranen. Een tweede gele kaart tijdens de halve finale tegen West-Duitsland ontnam hem de kans op een finale. Gazza huilde. Sport piekt wanneer godheden zich menselijk tonen. Engeland verloor uiteindelijk met strafschoppen en werd vierde.
Paul Gascoigne leefde net zo onbevangen als zijn speelwijze. Steekballen, stiftjes, trucjes, een voorzet achter het standbeen langs. Helaas wonnen zijn demonen het gevecht en liet een alcoholverslaving niet alleen een litteken op zijn loopbaan na, maar dreven die demonen hem ook meerdere naar het randje van de dood. Gazza leeft, maar is in een levenslange strijd gewikkeld.
Wereldkampioen. Engelse fans zouden maar wat graag een aantal levensjaren afstaan om dat te zijn. Ook in 2022. Over tien jaar maakt het niemand nog iets uit dat het die corrupte editie in de woestijn was.
Is football coming home? Ik hoop het. Voor de fans en voor de sport. Engelsen kunnen toch zo goed reguleren? Laat ons dan vastleggen dat we iedere finale van de WK op Wembley spelen.