Tussen de linies

It will move you!

Tom Luttikhuis 21 januari 2024, 12:26
De mooiste dag van het jaar. Ieder jaar. De New York Marathon. Afgelopen zondag 6 november liep ik hem voor de derde keer. Omdat ik het geluk heb gehad vier jaar in New York City te hebben gewoond, voelt het voor mij als rennen door mijn geasfalteerde achtertuin. Ik ben een Tukker, maar ook een New Yorker.
 
Wat maakt die dag zo speciaal? Iedereen die wel eens een Marathon gelopen heeft, weet dat de voorbereiding ver voor de dag zelf begint. Of je nu Berlijn, Rotterdam, New York of Enschede loopt, je moet tweeënveertig kilometer sjouwen en dat vergt toewijding. Maar waar je in Enschede (en zelfs in Berlijn) een uurtje voor de start kunt komen opdagen, geldt dat niet voor New York. Om vijf uur ’s nachts word je namelijk verwacht bij de Public Library in hartje Manhattan. Daar staan hordes bussen klaar die je in een uur naar Staten Island rijden. Alternatief vervoersmiddel: de Staten Island Ferry. Overeenkomst: het is vroeg!
 
Aangekomen op Staten Island begint het wachten. Je krijgt een muts uitgereikt en warmt je handen aan de koffie en warme chocolademelk. Bagels mogen ook niet ontbreken. Iedereen staat door elkaar. Iedereen is gelijk: celebrities, snelheidsduivels, doorsnee hardlopers en waaghalzen in carnavalspakken. Als je vaker meedoet aan hardloopwedstrijden in New York herken je er zelfs een paar: die Mexicaan met z’n Aztec-tooi, die gast in z’n panterbroekje, de oude man die de hele race jonglerend doorbrengt en die kerel die altijd met zijn subwoover hardloopt en “Eye of the Tiger” op repeat afspeelt (leuk voor een keer, maar niet als je twee uur lang naast hem loopt).
 
Zo nu en dan hoor je een kanonschot waarmee een groep lopers uit de startblokken knalt. Anderhalf uur later (of meer) mag jij ook. Je checkt nog even of je naam op je shirt goed leesbaar is en dan start je. Eerst over de Verrazzano-Narrows Bridge. De steilste kilometer op de route, maar met Frank Sinatra op de achtergrond en kippenvel over je hele lichaam merk je daar niets van. Je start sowieso te snel, maar dat maakt niet uit, want Brooklyn wacht. En daar gaan ze los. Het is nog geen elf uur en je krijgt al een biertje aangeboden. Midden op straat? In New York? Ja! Er zijn twee dagen per jaar waar er in New York op z’n Nederlands gedronken wordt: de Gay Pride en Marathon Day. Het biertje sla je af (als je wilt finishen tenminste).
 
Brooklyn is geweldig. Gospelkoren, bands, DJs. De eerste keer dat ik meedeed, kreeg tranen in mijn ogen op Lafayette Ave. Een bigband speelde de themesong van Rocky. Ik liep de resterende kilometers in Brooklyn veel te snel… en betaalde daar in Manhattan de tol voor.
 
Maar voordat je in Manhattan bent, moet je door Queens (je bent dan ongeveer halverwege). The World’s Borough, je bent er maar even. Een drie kilometer lange aanloop naar de beklimming van de Queensboro Bridge, de oversteek naar Manhattan. Het is stil op de brug. Te stil. In de afwezigheid van afleiding begin je voor het eerst tegen jezelf te praten. In gedachten. Of hardop. Hoe voelen mijn benen? Heb ik genoeg gegeten? Dat gevoel in mijn knie. Is dat jeuk? Of iets anders?
 
Niet doen! Niet aan denken! Je moet verder.
 
Opeens wordt dat gevaarlijke zelfgesprek afgekapt. Gebrul. Gejoel. First Avenue. Voor je het weet, daal je de brug af en loop je er middenin: duizenden mensen, honderden stemmen, tientallen die je naam roepen. “C’mon Tom!” “Tom! You’re doing great!” Daarom heb je je naam op je shirt geplakt. Ik ben trouwens blij dat ik Tom heet en geen Tjerk; stel je voor dat je tweeënveertig kilometer lang een “(t)Jerk” wordt genoemd.
 
“You’re almost there, Tom!”
 
Rot op, man! Almost there? Ik moet nog zestien kilometer! Zestien zware kilometers, maar daar denk je niet aan. Hoop je. Hoe hoger de straatnummers, hoe rustiger het langs de weg is. Rustig is relatief: in Berlijn heb je honderden meters waar geen mens staat, in New York bestaat dat niet. Ook in The Bronx, waar je (als je trek hebt) genoeg sinaasappels en bananen aangereikt krijgt voor een smoothie ter grootte van een giertank. The Bronx is kort maar krachtig en het gaat mij altijd goed af.
 
Maar dan… terug in Manhattan: Harlem. Bobby Womack zong het al in zijn klassieker Across 110th Street. “Doing whatever I had to do to survive.” Precies dat. Je voelt opeens overal pijn. Spieren waarvan je het bestaan niet vermoedde zijn ineens even vanzelfsprekend als je duim en wijsvinger. Negatieve gedachten zoemen als een dikke bromvlieg door je hoofd. Hele stukken loop je met je ogen dicht.
 
En dan doemen ze voor je op: de bomen van Central Park, in hun prachtige jas gemaakt van alle kleuren van de herfst. Als een bij op zoek naar stuifmeel strompel je erheen. Je houdt jezelf voor dat je er echt bijna bent. Dat het nog maar zes kilometer is. Dat schud je zo uit je mouw. Hoe je het doet, weet je niet, maar je doet het. Strompelen, stoempen, hinken, hobbelen, huppelen, sjokken, stappen en slepen. Zes kilometer wordt vijf kilometer. Vijf wordt vier. Drie. Twee. En dan ben je er bijna… 
 
Maar met de finish in zicht struikel je het hardst. Vraag dat maar aan German Silva. Tijdens de vijfentwintigste editie van de New York Marathon, in 1994, loopt de Mexicaan samen met zijn landgenoot, Benjamin Paredes, op kop. In Central Park. Nog maar een klein stukje te gaan. Ze rennen achter een motor aan die een cameraman rondrijdt. De motard slaat af, German Silva volgt… maar komt er tot zijn schrik achter dat het een onjuiste afslag is. Hij is de verkeerde weg ingeslagen. Silva laat zich niet uit het veld slaan. Hij draait om en zet de achtervolging in, niet wetend waar de finishlijn precies ligt. Meter voor meter komt hij dichterbij. Waar is die streep? Laat die streep nog wat verder weg zijn!
 
Er zijn weinig mensen die hopen dat de afstand van een marathon meer dan tweeënveertig kilometer is. Voor German Silva lag de finishlijn in Central Park precies ver genoeg weg. Tien meter voor het einde achterhaalde hij zijn tegenstander. Kracht om beide handen in de lucht te steken bezat hij niet meer, maar winnen deed hij!
 
En winnen doet iedereen die de New York Marathon uitloopt. Of je nou als eerste, plek tienduizenddriehonderdentwaalf of als laatste eindigt, je bent een winnaar. Het is de mooiste dag van het jaar. Misschien wel van je leven. Van Staten Island tot Central Park: het is iedere zweetdruppel, pijnscheut en blaar waard.

German Silva wenste dat de New York Marathon langer de tweeënveertig kilometer was. En ik ben het roerend met hem eens.