Tussen de linies
Lopen blijft lopen, al 75 jaar
Zaterdag 12 juli. Het jaar 1947. Eenenvijftig mannen hellen nerveus van hun hakken naar hun tenen, hun getrainde voeten gestoken in witte sneakers van Converse All Star en Karhu. Pezige armpjes worden losgeschud. De spieren in hun ranke bovenbenen nog een laatste maal uitgestrekt.
Dan klinkt het startschot. Pang!
Weg zijn ze, die eenenvijftig mannen. De eerste meters van hun route, beginnend en eindigend in het G.J. van Heekpark in Enschede. Eerst de stad uit en door de velden naar Losser. Daar zit niemand meer binnen. Iedereen juicht de lopers toe. Euforisch zijn ze. Ze vinden het prachtig. Slechts een enkeling schudt zijn hoofd en verklaart ze voor gek, die eenenvijftig mannen. Want wie doet nu zoiets? Tweeënveertig kilometer en honderdvijfennegentig meter hardlopen … zoiets hebben ze in Losser nog nooit gezien.
En elders in West-Europa ook niet. Dat jaar, 1947, wordt de eerste officiële internationale marathon georganiseerd ten westen van Tsjecho-Slowakije (de Olympische Spelen niet meegerekend). En Enschede is het decor. Aan de start staan buitenlandse toppers: mannen als John Systad, Kasper Schiesser en Eero Riikonen. En natuurlijk doen er ook Nederlanders mee. Meyer, uit Amsterdam is een van hen. Hij komt als eerste door in Losser. Zijn voorsprong op de achtervolgers bedraagt bijna een minuut. De buitenlandse favorieten lopen bijna tweeëneenhalve minuut achter hem.
Maar Losser is nog maar het begin van de race. Al in de Lutte, nog voor de eerste verversingspost in Oldenzaal, is Meyer achterhaald. En als hij onder de schaduw van de Plechelmusbasiliek naar een beker water reikt, weet hij al dat zijn droom vervlogen is. Zijn hardlopers doodlopers? Tijdens een marathon wel: Meyer stapt niet veel later uit.
De favorieten lopen door, in een machinaal ritme met benen die voortbewegen als weefgetouwen in Twentse fabrieken. Tjak. Tjak. Tjak. Tjak. Moeiteloos oogt het bij de drie koplopers, John Systad, Kasper Schiesser en Eero Riikonen. Maar dan barst de bom: Systad en Schiesser vallen elkaar beurtelings aan in een poging weg te geraken. De mannen lopen dan van Hengelo richting Enschede, dwars door velden vol koeien en gouden korenaren. Zo nu en dan roept een meefietsende jongeling hen bemoedigend toe, maar verder is het stil en klinkt alleen het getik van hun schoenen op de kinderkopjes van de Twentse wegen.
12 juli 1947 is een kurkdroge, prachtige zomerdag, maar het regent wijsheden: waar twee honden vechten om een been gaat de derde ermee heen. Want aanvallen vermoeit. De tempoversnellingen zijn in de kuiten van Systad en Schiesser geschoten en de enige die nog frisse benen heeft, is degene die zich van het geweld onthield. Met nog twee kilometer te gaan, krijgt Eero Riikonen zijn uitdagers in het vizier. Hij loopt kaarsrecht, zijn schouders omhoog en zijn borstkas fier vooruit. De twee koplopers sjokken, nog steeds in een ongehoord tempo, maar met bungelende armen en een onvaste tred kun je geen marathon winnen.
Dat blijkt. Want als John Systad als tweede de eindstreep passeert, is Eero Riikonen al bezig aan een ereronde. Die doet de Fin rennend af, met om zijn schouders een enorme lauwerkrans die hem overhandigd is door Fanny Blankers-Koen.
Zo eindigde de eerste marathon van West-Europa. En zo begon een verslaving voor velen. Aangewakkerd door publiek en lopers slaat de hardlooppassie als een wildvuur om zich heen. Na Enschede volgen de marathons elkaar in een rap tempo op: Rotterdam, Amsterdam, Eindhoven, Berlijn, Londen. Duurloopraces schieten als paddenstoelen uit de grond. En terecht, want het doet wat met je: mensen die ondanks de dodelijke vermoeidheid toch stralen, die blijven gaan omdat iedere stap hen dichter bij de eindstreep brengt. Met een grimas vol pijn waarachter een kolossale trots schuilgaat die met iedere afgelegde meter groter wordt.
Het is daarom niet gek dat de oudste marathon van West-Europa afgelopen zondag haar vijfenzeventigjarig bestaan vierde. De starters (meer dan 11.000 mannen en vrouwen over meerdere afstanden) helden nerveus van hun hakken naar hun tenen, hun getrainde voeten gestoken in kleurrijke sneakers van Nike, New Balance of Hoka. Pezige armpjes werden losgeschud. De spieren in hun ranke bovenbenen nog een laatste maal uitgestrekt.
Pang! En weg waren ze.
In 75 jaar is er weinig veranderd: lopen blijft lopen. En dat is wat het zo mooi maakt.
Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende (Twentse) sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.
Dan klinkt het startschot. Pang!
Weg zijn ze, die eenenvijftig mannen. De eerste meters van hun route, beginnend en eindigend in het G.J. van Heekpark in Enschede. Eerst de stad uit en door de velden naar Losser. Daar zit niemand meer binnen. Iedereen juicht de lopers toe. Euforisch zijn ze. Ze vinden het prachtig. Slechts een enkeling schudt zijn hoofd en verklaart ze voor gek, die eenenvijftig mannen. Want wie doet nu zoiets? Tweeënveertig kilometer en honderdvijfennegentig meter hardlopen … zoiets hebben ze in Losser nog nooit gezien.
En elders in West-Europa ook niet. Dat jaar, 1947, wordt de eerste officiële internationale marathon georganiseerd ten westen van Tsjecho-Slowakije (de Olympische Spelen niet meegerekend). En Enschede is het decor. Aan de start staan buitenlandse toppers: mannen als John Systad, Kasper Schiesser en Eero Riikonen. En natuurlijk doen er ook Nederlanders mee. Meyer, uit Amsterdam is een van hen. Hij komt als eerste door in Losser. Zijn voorsprong op de achtervolgers bedraagt bijna een minuut. De buitenlandse favorieten lopen bijna tweeëneenhalve minuut achter hem.
Maar Losser is nog maar het begin van de race. Al in de Lutte, nog voor de eerste verversingspost in Oldenzaal, is Meyer achterhaald. En als hij onder de schaduw van de Plechelmusbasiliek naar een beker water reikt, weet hij al dat zijn droom vervlogen is. Zijn hardlopers doodlopers? Tijdens een marathon wel: Meyer stapt niet veel later uit.
De favorieten lopen door, in een machinaal ritme met benen die voortbewegen als weefgetouwen in Twentse fabrieken. Tjak. Tjak. Tjak. Tjak. Moeiteloos oogt het bij de drie koplopers, John Systad, Kasper Schiesser en Eero Riikonen. Maar dan barst de bom: Systad en Schiesser vallen elkaar beurtelings aan in een poging weg te geraken. De mannen lopen dan van Hengelo richting Enschede, dwars door velden vol koeien en gouden korenaren. Zo nu en dan roept een meefietsende jongeling hen bemoedigend toe, maar verder is het stil en klinkt alleen het getik van hun schoenen op de kinderkopjes van de Twentse wegen.
12 juli 1947 is een kurkdroge, prachtige zomerdag, maar het regent wijsheden: waar twee honden vechten om een been gaat de derde ermee heen. Want aanvallen vermoeit. De tempoversnellingen zijn in de kuiten van Systad en Schiesser geschoten en de enige die nog frisse benen heeft, is degene die zich van het geweld onthield. Met nog twee kilometer te gaan, krijgt Eero Riikonen zijn uitdagers in het vizier. Hij loopt kaarsrecht, zijn schouders omhoog en zijn borstkas fier vooruit. De twee koplopers sjokken, nog steeds in een ongehoord tempo, maar met bungelende armen en een onvaste tred kun je geen marathon winnen.
Dat blijkt. Want als John Systad als tweede de eindstreep passeert, is Eero Riikonen al bezig aan een ereronde. Die doet de Fin rennend af, met om zijn schouders een enorme lauwerkrans die hem overhandigd is door Fanny Blankers-Koen.
Zo eindigde de eerste marathon van West-Europa. En zo begon een verslaving voor velen. Aangewakkerd door publiek en lopers slaat de hardlooppassie als een wildvuur om zich heen. Na Enschede volgen de marathons elkaar in een rap tempo op: Rotterdam, Amsterdam, Eindhoven, Berlijn, Londen. Duurloopraces schieten als paddenstoelen uit de grond. En terecht, want het doet wat met je: mensen die ondanks de dodelijke vermoeidheid toch stralen, die blijven gaan omdat iedere stap hen dichter bij de eindstreep brengt. Met een grimas vol pijn waarachter een kolossale trots schuilgaat die met iedere afgelegde meter groter wordt.
Het is daarom niet gek dat de oudste marathon van West-Europa afgelopen zondag haar vijfenzeventigjarig bestaan vierde. De starters (meer dan 11.000 mannen en vrouwen over meerdere afstanden) helden nerveus van hun hakken naar hun tenen, hun getrainde voeten gestoken in kleurrijke sneakers van Nike, New Balance of Hoka. Pezige armpjes werden losgeschud. De spieren in hun ranke bovenbenen nog een laatste maal uitgestrekt.
Pang! En weg waren ze.
In 75 jaar is er weinig veranderd: lopen blijft lopen. En dat is wat het zo mooi maakt.
Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende (Twentse) sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.