Tussen de linies

’n Stukske fietsen…omdat het weer kan

Tom Luttikhuis 27 maart 2024, 01:59
Het is half maart. Zaterdag. Het gefluit van vogels wekt je en een rode gloed schijnt door je slaapkamerraam. Jij wordt opgewonden wakker. Nee, niet op die manier; er is iets dat nog mooier is dan dat: het fietsseizoen is begonnen!

Dus hup: je slaat de dekens van je af, haalt een kam door je krullen, poetst je tanden en wast je gezicht. En dan doe je snel een plas (wel allemaal in de goede volgorde, hé!). Je twijfelt even als je voor de kledingkast staat: ‘Moet ik nou wel of geen beenstukken aan vandaag?’ Omdat de zon schijnt doe je het voor de zekerheid toch maar niet … en dat is een stomme keus.

Want als je een half uur later op de hoek van de Marktstraat met een uit het pedaal geklikte voet staat te wachten op je vrienden, heb je het koud. Je hand grijpt richting je achterzak waar je nog snel een banaan in hebt gepropt. Je buik rommelt; tijd voor ontbijt had je niet, want je wilde je vrienden niet laten wachten.

En nu doen zij juist dà¡t met jou … Het zijn soms ook zo’n stelletje –

Oh, wacht daar komen Mark en Benno aan. Natuurlijk dragen ze hetzelfde shirt. Dat van Mark zit prima, maar Benno mag nog wel wat extra rondjes maken voordat het past. Dat geldt ook voor jou, maar jij wist het en hebt daarom een ander shirt (in maatje L) aangetrokken vandaag.

Pesterig vragen ze waarom jij het teamshirt niet draagt. Of je je soms schaamt omdat de lokale bakker de hoofdsponsor is. Jij knikt naar Benno en reageert lachend dat je er niet uit wilde zien als een bestickerd Michelinmannetje.

Maar goed; jullie zijn compleet en dus kunnen jullie op pad. Zoals altijd voert Mark het hoogste woord. Hij heeft een trainer gekocht deze winter en zal het vandaag wel even laten zien. En met dat Zwift-abonnement dat hij er gratis bijkreeg, kon hij allerlei bergetappes virtueel beklimmen: de Alpe d’Huez, Mont Ventoux, noem maar op. Dus die Tankenberg zal ook wel lukken. Op de vraag hoe vaak hij dat dan gedaan heeft, geeft Mark geen antwoord.

Nog een beetje ongemakkelijk stuiteren jullie over de kasseien van de Markstraat richting de rand van de stad. Je neemt jezelf voor om de volgende keer je bandenspanning wat beter na te kijken. De stadsrand komt naderbij. Nog voordat je warmgedraaid bent, raast Mark voorovergebogen over zijn stuur langs je heen. ‘Sprintje tot het stadsbord!’, tettert hij. Je zucht, je wilt niet, maar volgt toch. Je benen branden al bij de eerste harde trap en met iedere omwenteling neemt de verzuring toe. Je geeft niet op en rijdt twee fietslengtes na Mark langs het bordje dat als meet diende. ‘Toch tweede’, denk je bij jezelf (dat Benno niet meedeed vergeet je even).

Een half uur later hebben jullie twee keer de Tankenberg beklommen. De eerste keer ging dat prima; jullie reden samen omhoog (en Benno bepaalde het tempo). De tweede keer was het ieder voor zich. Mark eindigde als eerste op de top, jij een paar tellen erachter. Je was bekaf, maar stelde tevreden vast dat Mark eruitzag als een hijgende tomaat.

Als de teller op je stuur aangeeft dat je er iets meer dan dertig kilometer op hebt zitten, vindt Benno het mooi geweest. Hij oppert om terug te gaan. ‘Gelukkig’, denk je, want je hebt het koud (volgende keer toch beenstukken aan) en je voelt je benen branden. Mark noemt Benno een watje en dat is precies waarom jij je mond hield en wachtte totdat je maat de handdoek wierp.

Jullie rijden richting het marktplein, Mark doet nog een sprint voor de bà¼hne als hij het stadsbordje nadert. Even later knijp je tevreden in de remmen. Je klikt uit je pedalen. Waggelt richting het stadscafé. Benno vraagt of iemand zin heeft in een biertje. Het is half elf ’s morgens. ‘Eerst een koffie’, zeg je. ‘Misschien daarna.’ Jullie drinken er één. En daarna nog één.

Om twaalf uur open je de schuur en zet je je stalen ros terug in zijn stal. Het zit onder de modderspatten. Je zucht, want dat moet schoongemaakt worden. Komt wel. Eerst een douche. Tevreden laat je de warme druppels het zweet van je lichaam spoelen. Je kijkt in de spiegel en neemt jezelf voor dat je in april in het teamshirt past.

Je rekt wat en puft. Eén ding weet je zeker: morgen heb je spierpijn en dus blijf je wat langer liggen dan vanochtend …

… nou vooruit, misschien ga je toch vroeg op. Even een klein rondje fietsen, omdat je anders naar je schoonmoeder moet … of omdat je een nieuwe route hebt ontdekt die je nog eens proberen wou … of omdat je in dat teamshirt wil passen … maar vooral omdat het half maart is en het weer kan.


Tom Luttikhuis is sportfanaat. Schrijven is zijn grote passie. Tekenen doet hij al sinds zijn jeugd. Voor TKKR schrijft hij verhalen over bekende en minder bekende Twentse sporthelden. Op zijn website www.akkapanna.com is meer werk van hem te lezen en te zien.