Tussen de linies

Natuurijs van Amsterdam tot Zenderen

Tom Luttikhuis 21 januari 2024, 10:57
Winters worden zomers. De laatste seconden van het jaar stond ik buiten. Ik telde terug van tien naar ‘een gelukkig nieuwjaar’. Zonder jas. Zonder te bibberen.
 
Dat is wel eens anders geweest. Op 4 januari 1887 opende een groep in Amsterdam wonende Friezen de schaatsbaan achter het Rijksmuseum. Hun ‘vereeniging onder den naam van Amsterdamsche IJsclub’ bestond toen al meer dan twintig jaar en was op de oorspronkelijke schaatsbaan uit haar jasje gegroeid. De verplaatsing bleek een goede zet, want het aantal leden explodeerde.
 
De koude winter van 1886-1887 zal hier zeker een bijdrage aan geleverd hebben. Volgens het archief van weerstation Haaksbergen werd die periode gekenmerkt door vorst, bijna-ijsdagen en een sneeuwdek dat bleef liggen. Ik kan me goed voorstellen dat Amsterdammers in die tijd de schaatsen onderbonden om vertier te vinden op het ijs bij het Rijksmuseum. Want dat doen Nederlanders nou eenmaal: als er ijs ligt, schaatsen we. 
 
Tegenwoordig een stuk minder. Deze winter telde tot dusver een handvol koude dagen, niet genoeg om alle schaatsbanen te voorzien van de benodigde ijskorst. Laat staan tweehonderd kilometer aan water in Friesland. De laatste Elfstedentocht werd precies zesentwintig jaar geleden gereden, in 1997. Dat jaar braken de Spice Girls door, werd het eerste Harry Potter boek gepubliceerd en overleed Princess Diana. Ja, zo lang geleden is het. En dat geeft te denken: als er geen ijs meer ligt, hoe komt de Nederlander dan in aanraking met de schaats?
 
Van Amsterdam tot Zenderen; de verrichtingen van de oprichters van de ijsclub in de hoofdstad en het vrijwilligerswerk elders in het land hebben eraan bijgedragen dat er sinds de Spelen van 1952 honderdzevenenveertig keer een op het ijs behaalde medaille om de nek van een Nederlander werd gehangen.
 
Maar hoeveel gaan daar nog bij komen als de kinderen van nu nooit meer in aanraking komen met natuurijs? Weet de toekomstige generatie alleen wat schaatsen is dankzij korrelige beelden die hun ouders hen voorhouden op een ouderwetse app die YouTube heet? Of worden ze gedwongen om op een druilerige, maar warme, januaridag naar een oude uitzending van Andere Tijden Sport te kijken?
 
‘Wie is dat, pap?’
‘Rintje Ritsma.’
‘Wat ziet hij er dom uit. Hij lijkt wel een meisje in die strakke broek.’
‘Dat is een schaatspak.’
‘Wat is dat?’
‘Een soort hardlopen op ijs.’
‘Ja! IJs, daar heb ik zin in! Gaan we zo een ijsje halen?’
 
En dan begin ik toch te bibberen. Niet van de kou, maar van het toekomstbeeld van meer warme januaridagen.