Tussen de linies
Where have you gone, Joe DiMaggio?
Ik herinner me nog goed dat ik mijn eerste telefoon kreeg. Een Nokia. 3310. Ik gebruikte ‘m alleen om Snake te spelen. En af en toe om een SMS te sturen. En verder? Soms zat’ie in mijn zak, maar vaker nog wist ik niet eens waar ik ‘m had laten liggen en moest iemand vragen om me te bellen. Zo ging dat.
Een paar jaar later woonde ik in Groningen. Mijn 3310 had plaatsgemaakt voor een 6310. Fantastisch ding. Werkte altijd. Ging nooit leeg. En het had Snake 2. Dat was ook het enige waarvoor ik het gebruikte. Als ik in de bus naar de universiteit zat, las ik een boek. Of de Metro. Of keek ik uit het raam. En dat deden de andere passagiers ook.
Dat is nu wel anders. We zijn versmolten met dat scherm. Het kleeft. Aan onze vingers en aan onze gedachten. Handig. Toen ik op vakantie was kon ik Twente kijken. Ik zette mijn telefoon tegen een kaarsenhouder en leunde achterover. 3-1 gewonnen van een club uit Servië met een onuitspreekbare naam. Telefoon weg en ik plonsde weer in het zwembad. Doodgewoon.
Maar is het niet ook een beetje saai? Is het niet te gewoon?
Ik zal niet zeggen dat vroeger alles beter was, maar sommige dingen wel: sportverslaggeving bijvoorbeeld. Vroeger had je geen plat zwart ding in je zak dat je op ieder gewenst ogenblik als televisie kon inzetten. Vroeger was je afhankelijk van de verslaggever en je eigen beeldvorming. Misschien had je een wereldradio. Dan kon je vanaf de camping afstemmen op het Nederlandse verslag van de Tour. Vernam je middels de prachtige stem van Evert ten Napel dat Joop Zoetemelk het geel naar Parijs aan het trappen was.
In het begin van de jaren 40 beleeft de hele oostkust van Amerika de rivaliteit tussen de Yankees en de Red Sox, tussen Joe DiMaggio en Ted Williams. Ze lezen zesenvijftig wedstrijden achtereen hoe DiMaggio raak slaat. De langste hitting streak in de geschiedenis van de sport kon je alleen via de krant volgen. Vanaf 1944 wordt de sport onafgebroken uitgezonden op de radio. Families stemmen af op WMCA. De barbecue aan. Vaders drinken Ballentine’s IPA en draaien een burger om. Opa’s schudden heen en weer in hun schommelstoelen. Kinderen gooien een bal over. Op de achtergrond klinkt altijd de wedstrijd, het commentaar, slechts af en toe onderbroken door ruis op de lijn.
‘It might be, it could be, it is...a home run!’
‘Open the window, Aunt Minnie, here it comes!’
Honkbal: het is de mooiste sport om niet te zien!
En zeg nou zelf. Het is toch ook veel spannender als je afhankelijk bent van een verslaggever om je een voorstelling te maken van wat er gaande is? Neem Radio Langs de Lijn. Vooral tijdens de Tour. Wanneer het peloton breekt, zijn we afhankelijk van Sebastiaan Timmerman. Is Van Der Poel echt aan het terugkomen? Gaat Jakobsen de tijdslimiet halen? Het is aan motorridders en radiocontact te danken dat we antwoorden krijgen op die vragen. De hartstochtelijke stem. Het ruisen van de wind. Als jij in de file staat terwijl de sprintploegen met zestig kilometer per uur op de meet afstormen, waan je je bijna de chauffeur van een ploegenwagen. Misschien zelfs één van de renners.
Het meemaken zonder er zelf bij te zijn. De realiteit overstijgen door er iets van jezelf aan toe te voegen. Dat is de magie van het geschreven of gesproken woord. Fantastisch toch?
Leg dus af en toe je telefoon weg.
En luister. Of lees.
Een paar jaar later woonde ik in Groningen. Mijn 3310 had plaatsgemaakt voor een 6310. Fantastisch ding. Werkte altijd. Ging nooit leeg. En het had Snake 2. Dat was ook het enige waarvoor ik het gebruikte. Als ik in de bus naar de universiteit zat, las ik een boek. Of de Metro. Of keek ik uit het raam. En dat deden de andere passagiers ook.
Dat is nu wel anders. We zijn versmolten met dat scherm. Het kleeft. Aan onze vingers en aan onze gedachten. Handig. Toen ik op vakantie was kon ik Twente kijken. Ik zette mijn telefoon tegen een kaarsenhouder en leunde achterover. 3-1 gewonnen van een club uit Servië met een onuitspreekbare naam. Telefoon weg en ik plonsde weer in het zwembad. Doodgewoon.
Maar is het niet ook een beetje saai? Is het niet te gewoon?
Ik zal niet zeggen dat vroeger alles beter was, maar sommige dingen wel: sportverslaggeving bijvoorbeeld. Vroeger had je geen plat zwart ding in je zak dat je op ieder gewenst ogenblik als televisie kon inzetten. Vroeger was je afhankelijk van de verslaggever en je eigen beeldvorming. Misschien had je een wereldradio. Dan kon je vanaf de camping afstemmen op het Nederlandse verslag van de Tour. Vernam je middels de prachtige stem van Evert ten Napel dat Joop Zoetemelk het geel naar Parijs aan het trappen was.
In het begin van de jaren 40 beleeft de hele oostkust van Amerika de rivaliteit tussen de Yankees en de Red Sox, tussen Joe DiMaggio en Ted Williams. Ze lezen zesenvijftig wedstrijden achtereen hoe DiMaggio raak slaat. De langste hitting streak in de geschiedenis van de sport kon je alleen via de krant volgen. Vanaf 1944 wordt de sport onafgebroken uitgezonden op de radio. Families stemmen af op WMCA. De barbecue aan. Vaders drinken Ballentine’s IPA en draaien een burger om. Opa’s schudden heen en weer in hun schommelstoelen. Kinderen gooien een bal over. Op de achtergrond klinkt altijd de wedstrijd, het commentaar, slechts af en toe onderbroken door ruis op de lijn.
‘It might be, it could be, it is...a home run!’
‘Open the window, Aunt Minnie, here it comes!’
Honkbal: het is de mooiste sport om niet te zien!
En zeg nou zelf. Het is toch ook veel spannender als je afhankelijk bent van een verslaggever om je een voorstelling te maken van wat er gaande is? Neem Radio Langs de Lijn. Vooral tijdens de Tour. Wanneer het peloton breekt, zijn we afhankelijk van Sebastiaan Timmerman. Is Van Der Poel echt aan het terugkomen? Gaat Jakobsen de tijdslimiet halen? Het is aan motorridders en radiocontact te danken dat we antwoorden krijgen op die vragen. De hartstochtelijke stem. Het ruisen van de wind. Als jij in de file staat terwijl de sprintploegen met zestig kilometer per uur op de meet afstormen, waan je je bijna de chauffeur van een ploegenwagen. Misschien zelfs één van de renners.
Het meemaken zonder er zelf bij te zijn. De realiteit overstijgen door er iets van jezelf aan toe te voegen. Dat is de magie van het geschreven of gesproken woord. Fantastisch toch?
Leg dus af en toe je telefoon weg.
En luister. Of lees.