Ben Siemerink, hoofdredacteur TKKR
Anekdote uit Grolloo, waar alles bij het oude blijft
We waren een paar dagen in Drenthe. En omdat we toch in de buurt waren, ook maar even een bezoek gebracht aan Grolloo. Nooit geweest, dit bedevaartsoord voor de liefhebbers van de Hondsrugblues, meer in het bijzonder de personificatie daarvan: Harry – Cuby – Muskee. Alles in Grolloo ademt Cuby, die vorig jaar 80 zou zijn geworden, ware het niet dat hij tien jaar eerder de geest had gegeven.
Achter café-restaurant Hofsteenge, waar Muskee altijd terecht kon om te douchen en voor een warme hap en een afzakkertje na een optreden, wordt de gigantische tent opgebouwd, waar van 9 tot en met 11 juni het Holland International Blues Festival wordt gehouden. Ook al een erfenis van Harry Muskee, with a little help van Johan Derksen. In het plantsoentje tegenover Hofsteenge staat, op een bakstenen sokkel, een bescheiden bronzen borstbeeld van Cuby. Met z’n karakteristieke cowboyhoed. Op het koperen plaatje, onder z’n naam, zijn geboorte- en sterfdatum en daar weer onder: blueszanger.
Niet meer, niet minder.
Precies goed.
Langs het straatje dat leidt naar het museum van Cuby, om in de stemming te komen, aan weerszijden veel spandoeken met zwart-wit foto’s van Cuby. Al dan niet met een van z’n muzikale Blizzards: Eelco Gelling, Hans Lafaille, Herman Deinum, Erwin Java.
Het museum is gevestigd in het boerderijtje, waar Harry Muskee van 1965 tot 1971 woonde en dat in die tijd uitgroeide tot het Mekka van de nederblues. Het museum heeft genoeg aan twee initialen: C+B.
Die initialen stonden voor Cuby and the Blizzards.
C+B volstond voor de liefhebbers.
Toen. En nog altijd.
Voor fans van het eerste uur is het museum een bedevaartsoord, zo vertelt de gemoedelijke ‘suppoost’ met een Drentse tongval. Vele Cuby-pelgrims maken jaarlijks vanuit alle uithoeken van het land de tocht naar Grolloo. Zelfs als het door fysiek ongemak vanwege vergevorderde leeftijd nauwelijks nog gaat. Zo was er een die hard fan met fysieke gebreken, die tijdens zijn jaarlijkse bezoek aan de Ka’aba van de Blues in Grolloo neerzeeg in een oude zwartlederen bank in het museum om vanuit die positie een tijdje te zwelgen in nostalgie en tevreden te constateren dat alles bij het oude was gebleven.
Meer hoefde niet.
Missie geslaagd.
In het voorste gedeelte van het boerderijtje blijkt inderdaad alles bij het oude gebleven. Dat wil zeggen, het ziet er nog net zo uit als in de tijd dat Muskee er bivakkeerde. En repeteerde. De houtkachel staat er nog. En ook drie ouderwetse bedstedes. Waarin Muskee zijn – vaak drank en drugs doordrenkte - nachten doorbracht. Soms alleen, vaak met vrouwen, maar soms ook met muzikanten, die in die tijd veelvuldig kwamen aanwaaien in Grolloo. Herman Brood, bijvoorbeeld. Maar ook de zwarte Amerikaanse blueszanger Eddy Boyd, met wie Muskee de elpee Praise the blues opnam.
‘Dat was wat!’, vult de toegeschoten suppoost behulpzaam het verhaal van de audiotour bij de betreffende bedstee story aan. ‘Ze hadden in die tijd in Grolloo nog nooit een neger gezien!’ In z’n enthousiasme (of onschuld) vergeet hij dat het volledig uitspreken van het n-woord tegenwoordig niet meer zo vanzelfsprekend is. En dan dist hij een anekdote op, die me heel bekend voorkomt. ‘Kinderen uit Grolloo wreven met hun vinger over de hand van Eddy Boyd om te controleren of hij niet afgaf….’
Die anekdote ken ik. Persoonlijk opgetekend uit de mond van Darius Dhlomo, die in 1958 vanuit Zuid-Afrika naar Almelo kwam om voor Heracles te gaan voetballen. Dhlomo, wiens kleurrijke levensverhaal de leidraad vormt voor een aantal projecten in het kader van cultuurbeweging GelijkSpel, blééf na zijn sportcarrià¨re. En werd een zwarte Tukker, zoals hij zichzelf vol trots noemde.
Eddy Boyd vertrok weer nadat hij met Cuby een elpee had opgenomen. En in Grolloo bleef alles bij het oude.
Ben Siemerink
Achter café-restaurant Hofsteenge, waar Muskee altijd terecht kon om te douchen en voor een warme hap en een afzakkertje na een optreden, wordt de gigantische tent opgebouwd, waar van 9 tot en met 11 juni het Holland International Blues Festival wordt gehouden. Ook al een erfenis van Harry Muskee, with a little help van Johan Derksen. In het plantsoentje tegenover Hofsteenge staat, op een bakstenen sokkel, een bescheiden bronzen borstbeeld van Cuby. Met z’n karakteristieke cowboyhoed. Op het koperen plaatje, onder z’n naam, zijn geboorte- en sterfdatum en daar weer onder: blueszanger.
Niet meer, niet minder.
Precies goed.
Langs het straatje dat leidt naar het museum van Cuby, om in de stemming te komen, aan weerszijden veel spandoeken met zwart-wit foto’s van Cuby. Al dan niet met een van z’n muzikale Blizzards: Eelco Gelling, Hans Lafaille, Herman Deinum, Erwin Java.
Het museum is gevestigd in het boerderijtje, waar Harry Muskee van 1965 tot 1971 woonde en dat in die tijd uitgroeide tot het Mekka van de nederblues. Het museum heeft genoeg aan twee initialen: C+B.
Die initialen stonden voor Cuby and the Blizzards.
C+B volstond voor de liefhebbers.
Toen. En nog altijd.
Voor fans van het eerste uur is het museum een bedevaartsoord, zo vertelt de gemoedelijke ‘suppoost’ met een Drentse tongval. Vele Cuby-pelgrims maken jaarlijks vanuit alle uithoeken van het land de tocht naar Grolloo. Zelfs als het door fysiek ongemak vanwege vergevorderde leeftijd nauwelijks nog gaat. Zo was er een die hard fan met fysieke gebreken, die tijdens zijn jaarlijkse bezoek aan de Ka’aba van de Blues in Grolloo neerzeeg in een oude zwartlederen bank in het museum om vanuit die positie een tijdje te zwelgen in nostalgie en tevreden te constateren dat alles bij het oude was gebleven.
Meer hoefde niet.
Missie geslaagd.
In het voorste gedeelte van het boerderijtje blijkt inderdaad alles bij het oude gebleven. Dat wil zeggen, het ziet er nog net zo uit als in de tijd dat Muskee er bivakkeerde. En repeteerde. De houtkachel staat er nog. En ook drie ouderwetse bedstedes. Waarin Muskee zijn – vaak drank en drugs doordrenkte - nachten doorbracht. Soms alleen, vaak met vrouwen, maar soms ook met muzikanten, die in die tijd veelvuldig kwamen aanwaaien in Grolloo. Herman Brood, bijvoorbeeld. Maar ook de zwarte Amerikaanse blueszanger Eddy Boyd, met wie Muskee de elpee Praise the blues opnam.
‘Dat was wat!’, vult de toegeschoten suppoost behulpzaam het verhaal van de audiotour bij de betreffende bedstee story aan. ‘Ze hadden in die tijd in Grolloo nog nooit een neger gezien!’ In z’n enthousiasme (of onschuld) vergeet hij dat het volledig uitspreken van het n-woord tegenwoordig niet meer zo vanzelfsprekend is. En dan dist hij een anekdote op, die me heel bekend voorkomt. ‘Kinderen uit Grolloo wreven met hun vinger over de hand van Eddy Boyd om te controleren of hij niet afgaf….’
Die anekdote ken ik. Persoonlijk opgetekend uit de mond van Darius Dhlomo, die in 1958 vanuit Zuid-Afrika naar Almelo kwam om voor Heracles te gaan voetballen. Dhlomo, wiens kleurrijke levensverhaal de leidraad vormt voor een aantal projecten in het kader van cultuurbeweging GelijkSpel, blééf na zijn sportcarrià¨re. En werd een zwarte Tukker, zoals hij zichzelf vol trots noemde.
Eddy Boyd vertrok weer nadat hij met Cuby een elpee had opgenomen. En in Grolloo bleef alles bij het oude.
Ben Siemerink