Ben Siemerink, hoofdredacteur TKKR

Hoe Bach botst met paard in de gang

27 februari 2024, 02:18
Ruim twintig jaar geleden maakte ik als tekstschrijver voor de lokale revue een lied over de muziek die jaar na jaar weerklonk tegen de dikke zandstenen muren van de oude grijze basiliek in mijn woonstee. Binnen Bach, tijdens de uitvoeringen van de Matthà¤us Passion en het Weihnachtsoratorium. Buiten ’t vrolijk schetterende koper van de blaaskapellen tijdens het jaarlijkse zottenfeest. Voor de muziek bij mijn lied greep ik terug op Bach en een populair lokaal carnavalslied. In een kundig arrangement klonk ’t buitengewoon harmonieus. Zoals er bij mijn weten in werkelijkheid ook zelden of nooit een botsing plaatsvond tussen de kerkelijke- en de volkscultuur in of om het eeuwenoude godshuis.

Tot nu toe.

Na bijna twee jaar corona lijkt de orde der dingen verstoord. Mensen zijn ernstig in de war. Zo hebben de organisatoren van de Grote Twentse Carnavalsoptocht in een kennelijke vlaag van verstandsverbijstering besloten dit evenement dit jaar te laten plaatsvinden op 10 april. Dat is Palmzondag. Dat is nog altijd een belangrijke kerkelijke feestdag, de onstuitbaar om zich heen grijpende ontkerkelijking ten spijt. Ook in het grootste carnavalsbolwerk boven de grote rivieren. Dat de opperzotten dit even over het hoofd hadden gezien, getuigt niet alleen van een haperend historisch besef, maar laat ook zien dat ze volledig van ’t padje zijn geraakt nu dingen anders lopen dan in hun draaiboeken staat.

Het is natuurlijk buitengewoon zorgelijk dat de huidige generatie carnavalisten kennelijk geen idee meer heeft waar de jaarlijkse georganiseerde uitspatting uit voortkomt. Welaan, ik wil het nog wel een keer kort uitleggen, voor degenen die nu op de schouders staan van de pioniers die pretenderen het oudste georganiseerde carnaval in de regio uit de grond te hebben gestampt. Pioniers, die op hun beurt nog weet hadden van de vroegste oorsprong van het zottenfeest. Een heidens lentefeest, dat tegen wil en dank door de katholieke kerk werd geïnternaliseerd om ongewenste uitspattingen binnen de perken te houden. 

Algemeen wordt aangenomen, dat het woord carnaval voortkomt uit het Latijnse carne vale, wat zoveel betekent als: vaarwel aan het vlees. Wat ons weer brengt op vastenavond (ofwel vette dinsdag dan wel Mardi Gras), de dinsdag voor Aswoensdag. De vooravond van 40 dagen vasten, waarop je je nog een laatste keer te buiten mag gaan spijs en drank (en in latere tijden andere geneugten des levens).
Kijk, opperzotten, dat was de orde der dingen.

Voor corona. Wanneer je die orde verstoort, door een gebrek aan historisch besef of omdat je anderszins bent losgezongen van de werkelijkheid, dan verwordt carnaval tot een armzalig, betekenisloos, hedonistisch feest. Dan krijg je het volgende, zoals ik een vertegenwoordiger van de protestantse kerk het in de courant treffend hoorde omschrijven: in de kerk klinkt dan Wir setzen uns in Trà¤nen nieder, terwijl buiten Er staat in paard in de gang wordt gezongen.

Let wel, tegelijkertijd. Dat klinkt dus niet. Alles op z’n tijd. Het een vloeit als vanzelfsprekend uit het andere voort. Zoals het hoort. In volstrekte harmonie.

Want binn’n klonk Bach
En met ontzag
Heur’n ’t deftig volk
’t kopper an.

En boet’n lacht
Midd’n in’n nacht
Het zottenvolk
Met carnaval.

Ben Siemerink